Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Teelttip kassla Rijk Zwaan: bemesting voor zomerrassen

Stikstof (N/ NO3): De stikstofwaarde bepaalt mede de omvang. Het seizoen en de zouttoestand van de bodem beïnvloeden dit streefcijfer. Voor hoge gewichten is er voldoende omvang nodig. Een hogere stikstofgift zal dit makkelijker realiseren.
Een hogere EC van de bodem zorgt voor meer stress wat compactere sla geeft. Om dit te compenseren, verhoogt men de stikstofgift. Een sterk verdampend klimaat in de zomer heeft invloed op de grootte. Hou daarom tot de langste dag een hoger stikstofgehalte aan. Vanaf de langste dag is de bodemtemperatuur en de mineralisatie voldoende hoog. Dit in combinatie met kortere dagen moet de stikstofgift dalen. Voor Cosmopolia RZ houdt men best een nitraatgehalte aan van 250 tot 300 kg N/ha of 4,5 tot 5,5 mmol NO3. ((*)1/2 analyse BLGG).

Sulfaten (SO4)

Sulfaten zijn belangrijk voor de sla, maar een hoog gehalte zorgt voor een sterk verzoutend effect. Hou daarom een lager gehalte aan ten opzichte van de najaarsperiode. Streef naar een gehalte SO4 van +/- 2 mmol (*) voor de komende periode.

Fosfaten (PO4)

Bodems die reeds meerdere jaren beteeld worden, bevatten meer dan voldoende fosfaten en daarom is een extra bemesting overbodig. Een te hoog fosfaatgehalte in het bodemvocht zal o.a. calcium doen neerslaan zodat het calciumgehalte in het bodemvocht daalt. Dit kan voor gebrekverschijnselen zorgen zoals toprand en witte puntjes op de meest verdampende bladeren. Deze witte puntjes worden vaak verward met zuigstippen van mineervlieg. Een wateranalyse van de bodem zal steeds een laag gehalte weergeven +/-0,2 mmol P (*). Hogere waarden zorgen voor het neerslaan van andere elementen. Een bv. KEMA-analyse geeft dan weer de totale hoeveelheid fosfor aan. Deze analyse is een belangrijke indicatie voor bijbemesting.

Chloor (Cl)

Chloor werd vroeger meestal gezien als een ballastelement, maar zorgt wel voor een stevigere celwand wat de kans op rand verlaagt. Er mag een streefwaarde aangehouden worden van 2 mmol Cl (*). Let op dat je nooit meer dan 3 kg Chloorpotas (K60) meegeeft per are! Wordt de bodem ondiep bewerkt, verlaag dan de dosis.

Kali (K)

Kalium zorgt voor het goed functioneren van verscheidene plantprocessen. Hou een kaligehalte aan van 3 à 3,5 mmol K (*). Kalium spoelt na de nitraatstikstof heel snel uit. Hou een voldoende hoog organisch stofgehalte aan om dit te beperken. Te weinig kalium in de eindfase zorgt voor meer ouderdomsrand en een hoger nitraatgehalte in de sla. Daarom is tijdens de teelt bijbemesten via de regenleiding aangewezen.

Calcium (Ca)/pH

Het calciumgehalte wordt meestal gerelateerd aan de pH. Let op want dit is niet altijd zo. Telers die teveel fosfaathoudende meststoffen geven, creëren snel een verkeerde indruk bij analyse. Enerzijds kan bij een KEMA-analyse het calciumgehalte en de pH zeer hoog zijn, maar toch in het bodemvocht een tekort. Anderzijds kan bij een wateranalyse van de grond een tekort aangegeven worden waarbij hoge giften geadviseerd worden, waar in werkelijkheid voldoende calcium in de bodem aanwezig is. Op de langere termijn wordt de voedingstoestand zo ontregeld.

Magnesium (Mg)

Magnesium is een element dat minder onderhevig is aan uitspoeling. In onze bodems is er zelden een tekort. Hou een streefwaarde aan van 1 mmol Mg (*).

Sporenelementen

De belangrijkheid van sporenelementen wordt dikwijls onderschat, vooral in snelle teelten. Ondanks dat ze slechts in kleine hoeveelheden moeten aanwezig zijn, is hun invloed op de kwaliteit groot. Laat de bodem analyseren en hou de volgende streefwaarden aan. Indien deze te laag zijn, kan je vóór de bodembewerking volgende hoeveelheden meegeven per hectare! Daarna minimaal 20 cm diep inwerken.

IJzer (Fe): 2 – 5 µmol: 5 kg/ha of 50 gram/are
Mangaan (Mn): 1,5 – 2 µmol: 5 kg/ha of 50 gram/are
Zink (Zn): 1 µmol: 5 kg/ha of 50 gram/are
Borium (B): 20 – 30 µmol: 5 kg/ha of 50 gram/are
Koper (Cu): 1 µmol: 300 gr/ha of 3 gram/are
Molybdeen (Mo): 0,5 µmol: 300 gr/ha of 3 gram/are
Koper heeft vooral een effect op de ziektedruk. Borium zorgt o.a. voor een versterking van de cellen.

 
Bron: Rijk Zwaan
Publicatiedatum:

Gerelateerde artikelen → Zie meer