Instellen van CO2 plafond voor individuele tuinders vraagt extra tijd
Mansveld geeft een nadere toelichting voor het intrekken van het voorstel van wijziging van de Wet Milieubeheer met betrekking tot de kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw 2013-2020. De wijziging had betrekking op het individualiseren van het CO2 plafond voor glastuinbouwbedrijven. Op dit moment geldt een collectief CO2 plafond voor de gehele sector. De wetswijziging strekte ertoe dit plafond individueel te maken. De som van de individuele plafonds zou identiek geweest zijn aan het huidige collectieve plafond. Dit plafond is vastgelegd in het convenant tussen de overheid en de sector. Dit blijft ongewijzigd.
In de toelichting bij het voorstel tot wijziging van de wet milieubeheer is opgenomen dat de staatssteun voortvloeiend uit het convenant zowel de lagere energiebelasting voor de glastuinbouw ten opzichte van andere sectoren als mogelijke staatssteun binnen het CO2- kostenvereveningssysteem zelf betreft. Via verdragen van de Europese Unie is het bieden van staatssteun verboden, tenzij een steunmaatregel is goedgekeurd door de Europese Commissie.
Om nader te specificeren onder welke voorwaarden staatssteun goedgekeurd kan worden, heeft de Europese Commissie richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming en richtsnoeren voor staatssteun in de land- en bosbouwsector. Binnen het beoogde individuele CO2 -kostenvereveningssysteem is sprake van staatssteun, bovenop de staatssteun in de vorm van een lagere energiebelasting. Dat maakt de beoordeling complex. Daarom achten Mansveld en Verdaas een goedkeuring voor 1 januari 2013 niet haalbaar.
Dat het voorstel tot de wetswijziging is ingetrokken zal geen gevolgen hebben voor de CO2 doelstelling, meldt Mansveld. Voor de CO2 doelstelling voor 2020 ligt Nederland ruim op koers. Bij een doelstelling van 104,6 Mton voor de niet emissiehandelssectoren is de raming 99,5 Mton. Er is dus sprake van een ruime marge. Bij deze raming is uitgegaan van het huidige –collectieve- systeem voor de periode tot en met 2020.
Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu