Grootste markt, eerste toelating
Een toelatingshouder zal zijn energie eerst stoppen in de gewassen waar het meeste te verdienen is. Dat kan betekenen dat een middel eerder is toegelaten in de akkerbouw of in de groetenteelt of in de bloemisterij. Een toelatingshouder rolt langzaam het product uit naar de verschillende markten.Milieu
Het milieu is vaak de grootste bottleneck voor de toelating. In modellen en praktijkproeven wordt gerekend hoeveel middel in het milieu terechtkomt. Voor het milieu zijn veiligheidsgrenzen vastgesteld. Worden deze grenzen overschreden, dan kijkt een toelatingshouder of bij aanvullende maatregelen toch een toelating mogelijk is.Het middel moet wel effectief blijven; de dosering zal gelijk blijven. Het aantal toepassingen kan wel naar beneden. Vandaar dat een middel soms maar één of twee keer mag worden toegepast. Voor grondteelten zijn ook speciale eisen. Daarom kan een etiket beperkt worden tot ‘substraat’ teelten.
Arbo, verschil bloemen en groente
Bij het plukken van tomaten of het oogsten van bloemen raakt de werknemer het gewas aan. Het verschil in gewaswerkzaamheden (aanraken van het gewas) is de belangrijkste reden waarom een middel soms wel in de groenten en niet in de bloemen is toegelaten. Het dragen van beschermende kleding, een extra verplichting op het etiket, zorgt ervoor dat het contact met de blote huid minder is. Op die manier is een middel dan soms wel weer toelaatbaar.MRL
Voor consumptiegewassen is een MRL nodig. Als een toelatingshouder hiervoor geen proeven doet, mag het middel niet worden gevonden op het gewas. De Coördinator Effectief Middelenpakket (CEMP) heeft de afgelopen jaren voor veel kleine gewassen dit residu onderzoek geïnitieerd. Dit onderzoek en de toelatingsprocedure duren al snel twee tot drie jaar. Daarom komt deze toelating pas later.Wachttijden in groente worden beïnvloed door de inhoud/oppervlakte verhouding. Een open sla of kool type ‘vangt’ ook meer middel op dan een gesloten krop.
Andere oorzaken van verschillen
- Binnen of buiten toepassing; in de open lucht breekt het UV licht een middel sneller af. Dat beïnvloedt gevaar voor de bodem, residu, etc.
- Resistentie ontwikkeling; om resistentie bij plagen te voorkomen, wordt soms het aantal toepassingen gemaximeerd.
- Nederland waterland; vanwege de vele sloten is de toelating in Nederland op dit gebied strenger dan in andere Europese landen.
Waarom deze beperkingen?
De hiervoor genoemde redenen kunt u meer of minder van belang vinden. Wat u zich wel moet realiseren, is dat Nederland bekend staat als het land waar een middel vaak heel snel ‘kapot gespoten’ wordt. Dit betekent dat het middel niet meer werkzaam is tegen de betreffende plaag.Recent is ook gebleken dat een middel op grote schaal wordt toegepast in de sierteelt terwijl het alleen een toelating heeft in enkele groentegewassen. U als teler hoort het etiket te volgen. Dat is belangrijk om een veilig gebruik van het middel te garanderen. Volgt u uw eigen weg, dan is dat nadelig voor de hele sector.
Wat doet de CEMP?
De CEMP wijst de toelatingshouder op kleine teelten. In een vroeg stadium kan vaak tegen geringe kosten ook een klein gewas op het etiket worden gezet. Eisen op het gebied van milieu en arbo zijn moeilijk aan te passen. Toch kan door het goed beschrijven van een teelt aangetoond worden dat de gevaren beperkt zijn en een toelating mogelijk is.De afgelopen jaren zijn veel residu-, werking- en fytotoxproeven ingezet om zo informatie te verkrijgen waarvoor de fabrikant niet wilde betalen. Een onderzoek kost € 20.000 tot 40.000. Deze proeven worden gefinancierd vanuit het Fonds Kleine Toepassingen. Dit fonds wordt gevuld door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en het Productschap Tuinbouw.
Een middel kan dus vanwege vele oorzaken niet beschikbaar zijn in uw teelt. Het is goed als u zelf fabrikanten daar op aanspreekt om het belang van uw gewas duidelijk te maken.
Bron : LTO Groeiservice Harmen Hummelen en Jeannette Vriend