Onderzoek Wageningen biologische grondontsmetting
Onderzoek is uitgevoerd onder geconditioneerde omstandigheden in emmers met twee grondsoorten (dekzand en lichte mariene zavel). Hieraan waren wortellesieaaltjes Pratylenchus penetrans (adulten en juvenielen), wortelknobbelaaltjes Meloidogyne hapla (eipakketten), aardappelcysteaaltjes Globodera pallida (cysten) en de verwelkingsschimmel Verticillium dahliae (microsclerotiën) toegevoegd. De gedefinieerde organische producten waren effectiever dan gras. Deze producten waren effectief bij 16°C tegen alle doelorganismen bij bepaalde doseringen en behandelingstijden. Meest gevoelig was P. penetrans die al bij lage doseringen en korte behandelingstijden werd uitgeschakeld.
Meest persistent waren de microsclerotiën van V. dahliae die pas bij hoge doseringen en lange behandelingstijden werden gedood. De grondkarakteristieken hadden invloed op de effectiviteit.
De productie van vetzuren en gassen CO2, NH 3, H2S, CH4 en N2O en de consumptie van O2 tijdens het omzettingsproces van Biologische grondontsmetting verschilde per grondsoort, organisch product, dosering, behandelingstijd en temperatuur. Een aantal van deze producten kan een rol spelen bij de afdoding van de pathogenen.
Bron: www.kennisonline.wur.nl