Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Belangrijkste risicofactor voor besmetting is locatie van bedrijf

Onderzoek naar tomatenbronsvlekkenvirus in paprika

Vorig jaar financierde het Productschap Tuinbouw een onderzoeksproject naar het tomatenbronsvlekkenvirus (TSWV). In dit onderzoek, uitgevoerd door Wageningen UR Glastuinbouw, is de omvang van het probleem in kaart gebracht en zijn de onderzoekers nagaan hoe de problemen rondom TSWV beheersbaar blijven.

Landelijke enquête

Net als in 2007 is eind 2008 een landelijke enquête gehouden onder paprikatelers. De respons van de bedrijven was daarbij zeer hoog, aangezien er 155 exemplaren ingevuld geretourneerd zijn. De enquête leverde informatie op over de eventuele aanwezigheid van TSWV en paprikamozaïekvirus. Wat daarbij allereerst opviel, is dat het aantal besmette bedrijven in 2008 veel lager was dan in 2007, terwijl ook de ernst van de aantasting over het algemeen lager was. De meest waarschijnlijk verklaring hiervoor is dat de hoeveelheid trips in de kassen in 2008 lager was dan in 2007, wat de meeste telers ook aangaven in de vragenlijst.

Uit de vragenlijst bleek dat de voornaamste risicofactor voor een besmetting de locatie van het bedrijf was. Het probleem speelde vooral op bedrijven in bepaalde gebieden, terwijl het virus daarbuiten slechts sporadisch opduikt. Andere factoren, zoals bedrijfsgrootte, de identiteit van de ingezette roofmijtsoorten, de kleur paprika en de rassenkeuze speelden geen rol voor het besmettingsrisico.

Monitoring

Gedurende het onderzoek is in 2008 op drie bedrijven onderzocht hoe de trips- en Orius-populaties zich gedurende het seizoen ontwikkelden vanaf de teeltwisseling. De bedrijven slaagden er in om de tripspopulatie te decimeren tijdens de teeltwisseling met de beschikbare middelen. Daarna wisten ze de tripspopulatie op een acceptabel (laag) niveau te houden met biologische bestrijders (Orius en roofmijten). Additionele chemische correcties waren tijdens de teelt niet nodig om de trips de baas te blijven. Alleen aan het eind van de teelt was het nodig om chemische middelen in te zetten om met name Echinotrips te bestrijden. De populatie Orius was daarbij goed tot zeer goed op orde.

Ondanks deze positieve uitgangspositie werden er toch virusplanten aangetroffen in de loop van het seizoen, maar liep de situatie nergens uit de hand. De trips die in de winter of het vroege voorjaar uit de poppen verschijnt, kan het virus bij zich dragen en verspreiden. De meeste besmettingen traden echter pas op nadat de tripspopulatie in de kas in omvang toenam.

Beheersmaatregelen

In 2008 waren er relatief weinig problemen met TSWV. Of de problemen ook beheersbaar zijn bij een hoge tripsdruk, is echter zeer de vraag. Daarom blijft het uiterst belangrijk om een aantal maatregelen consequent toe te passen.

Door toepassing van hygiënemaatregelen tijdens de teeltwisseling en het inzetten van biologische bestrijders moet de tripspopulatie op een laag niveau gehouden worden. Daarnaast is het consequent verwijderen van virusplanten zeer belangrijk, omdat deze een potentiële besmettingsbron voor de andere planten in de kas vormen. Verder spelen virusbronnen buiten de kas een mogelijke rol bij de totstandkoming van de infecties.

Bron: Martijn Schenk, Wageningen UR Glastuinbouw
Publicatiedatum:

Gerelateerde artikelen → Zie meer