Tot nu toe is het exit-tarief gebaseerd op de gascapaciteit in het contract met de leverancier. Het besluit van de NMa heeft tot gevolg dat de kosten voor het landelijk gastransport voor het verbruik boven 170.000 m3 per jaar met gemiddeld 30% stijgen. Voor het profielgasverbruik onder 170.000 m3 - boven de nieuwe grens tussen groot- en kleinverbruik van 40 m3/h op de aansluiting per 1 januari 2009 - is zelfs sprake van een verdubbeling van de gastransportkosten. Voor het profielgasverbruik is de stijging zo groot doordat het landelijk gastransporttarief (het capaciteitsdeel) tot nu toe relatief laag was.
Het besluit van de NMa is een onderdeel van de invoering van een NMa-besluit over nieuwe methode om de landelijke gastransportcapaciteit te boeken. Afnemers met een directe aansluiting op het landelijke gastransportnet sluiten een meerjarig contract (Verbindings Overeenkomst) met GastransportServices voor de te leveren gascapaciteit. Hieronder vallen ook verschillende tuinders en tuinderscollectieven. Deze contractcapaciteit is ook de basis voor het zogeheten exit-tarief. Het tarief om de benodigde gascapaciteit af te leveren op de aansluiting van de afnemer of het gasnet van de regionale netbeheerder.
De meeste glastuinders hebben een gasaansluiting in een regionaal net. In de huidige situatie wordt de benodigde exit-capaciteit geboekt door de gasleverancier. Deze bundelt de benodigde capaciteit in de portefeuille en middelt zodoende de onderling afwijkende gasafnamecapaciteiten van de klanten over de loop van het jaar (pooling-voordeel). Dit voordeel wordt in meerdere of mindere mate doorgelegd aan de klanten.
In de nieuwe situatie kan dat niet meer. In een eerste voorstel van de NMa in 2007 werd uitgegaan van de capaciteit die de klant afspreekt met de regionale netbeheerder. Dit is de regionale gastransportcapaciteit. Deze capaciteit mag de klant zelf bepalen.
Nadelen aanpak
LTO Glaskracht heeft om verschillende redenen, daarbij inhoudelijk ondersteund door AgroEnergy, gewezen op een groot aantal nadelen van deze aanpak. Het voorstel van LTO Glaskracht was dat de regionale netbeheerder rechtstreeks de boeking voor de exit-capaciteit zou doen bij GastransportServices en dit zou doorberekenen in de regionale transporttarieven. De regionale netbeheerder heeft immers het beste zicht op de (toekomstige) behoefte aan gascapaciteit bij de optelsom van alle klanten in het achterliggende gasnet. Dit voorstel is door de NMa niet overgenomen.Diverse partijen hebben bezwaar gemaakt tegen het voorstel van de NMa uit 2007 om de exit-gascapaciteit te baseren op de regionale gastransportcontracten tussen afnemers en de regionale netbeheerder. Dit had LTO Glaskracht ook verwacht. Het voornaamste bezwaar was dat het NMa-voorstel fraudegevoelig was omdat het verlagen van de regionale gastransportcapaciteit aan het eind van het jaar geld bespaart voor de klant maar feitelijk de andere klanten (kleinverbruikers) opzadelt met hogere gastransporttarieven.
Het NMa besluit waartegen LTO Glaskracht nu beroep heeft ingesteld gaat echter een geheel andere kant uit. De afnemers in regionale netten gaan hierdoor veruit het meeste betalen voor het landelijke gastransport, meer dan alle andere afnemers (kleinverbruikers en afnemers met een directe aansluiting op het landelijke gastransportnet).
Bovendien had de NMa waarschijnlijk niet bedacht dat juist de profielgasverbruikers ook (en juist het meest) gedupeerd zouden worden. Deze en andere onderwerpen worden meegenomen in het beroep bij het CBB.