Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

PRI onderzoekt resistentie tegen trips in witte kool

Tripsschade in witte bewaarkool is een groot en toenemend probleem. Weliswaar varieert het van jaar tot jaar, maar de laatste twintig jaar is er duidelijk meer schade door trips dan voorheen. De schade (ruwe plekken op de bladeren van de kool, die roestbruin verkleuren) ontstaat deels al voor de oogst, maar neemt verder toe tijdens bewaring. De aangetaste bladeren, soms vele lagen, moeten verwijderd worden om de kool marktklaar te maken. Dit kost veel arbeid en leidt tot verlies aan opbrengst en kwaliteit, dus tot meer kosten en een lagere opbrengst.

Er bestaan grote verschillen tussen rassen in weerbaarheid tegen tripsschade, maar het is niet bekend waardoor deze verschillen ontstaan. Dat maakt het voor zaadbedrijven lastig om te veredelen op tripsresistentie. Daarom onderzoekt Plant Research International (PRI) Wageningen welke eigenschappen van kool een effect hebben op de hoeveelheid tripsschade. Ook de erfelijke achtergrond van de resistentie en van de eigenschappen die daar invloed op hebben wordt onderzocht.

Veldproeven

De afgelopen drie jaar heeft PRI in samenwerking met het Louis Bolk Instituut veldproeven gedaan met wittekoolrassen, die allemaal middellaat tot laat waren, maar verder in veel opzichten van elkaar verschilden. Uit die proeven bleek dat drie kenmerken van de plant een duidelijk effect hebben op de tripsschade. Een belangrijke eigenschap is de waslaag op het blad: hoe meer was er op het blad zit (hoe grijzer de kool eruit ziet), des te minder tripsschade er ontstaat. Waarom dat zo is is niet duidelijk, maar het is mogelijk dat de was aan de poten van de trips blijft zitten waardoor ze zich moeilijker kunnen bewegen.

Een tweede kenmerk is het moment waarop de kool zich sluit. Hoe eerder dat gebeurt, dus hoe vroeger de kool rijpt, des te meer tripsschade er kan ontstaan. De belangrijkste tripsvluchten zijn circa eind juli/half augustus. Hoe eerder de trips zich daarna in een kooltje kunnen verbergen, des te korter staan ze bloot aan aanvallen door insecteneters en parasieten. Een derde factor met effect op tripsschade is het suikergehalte in het blad. Hoe hoger het suikergehalte, des te meer schade. Het gaat hier om verschillen in suikergehalte tussen normale, commerciƫle rassen, dus niet om extreme verschillen die een onacceptabele smaak zouden kunnen veroorzaken.

Onderzoek in grotere groep gewassen

De komende jaren doet PRI onderzoek in een grotere groep rassen met nog meer verschillen, om de gevonden effecten te bevestigen en eventueel nog andere eigenschappen te vinden met een effect op tripsschade. Hierbij wordt onder andere gekeken naar verschillende stoffen die in de plant voorkomen. Daarnaast zijn er kruisingen gemaakt tussen resistente en vatbare rassen. Door de nakomelingen van die kruisingen te onderzoeken kan er meer duidelijkheid komen over de erfelijkheid van de weerstand tegen tripsschade, en van de daarmee samenhangende eigenschappen zoals waslaag, vroegheid, en suikergehalte.

Bron: Roeland Voorrips, Plant Research International
Publicatiedatum: