Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

"Energiebehoefte glastuinbouw kan tot 2050 met bijna 40 procent afnemen"

Op het verzoek van de ministeries van Economische Zaken, Infrastructuur en Milieu, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Financiën voor ondersteuning bij de invulling van het klimaatbeleid is een studie uitgevoerd, die drie vragen probeert te beantwoorden:
  1. Met welke (bij voorkeur kostenoptimale) technische maatregelpakketten zou Nederland in 2050 een emissiereductie van broeikasgassen met 80 respectievelijk 95 procent kunnen realiseren?
  2. Tot welke toekomstige verdeling van emissies over de vijf voor het beleid gekozen functionaliteiten leiden die maatregelpakketten?
  3. Wat betekenen de beelden voor 2050 voor wat in 2030 al moet worden bereikt om te kunnen spreken van een voortvarend verloop van het transitieproces? Wat betekent dit in termen van CO2-emissies en ook per functionaliteit?
Voor de transitie in de warmtevoorziening in de gebouwde omgeving is de keuze voor de toekomstige infrastructuur een kernelement, dat sterk bepalend is voor het veranderingsproces. De belangrijkste nieuwe opties zijn warmtenetten met benutting van warmte uit de directe omgeving en all-electric systemen met elektrische warmtepompen als de centrale technologie. Hierbij is de gasinfrastructuur niet nodig, al betekent dit in het geval van warmtenetten niet dat het systeem helemaal gasvrij is omdat voor de piekvraag op zeer koude dagen hulpketels op gas een aanvullende optie zijn. Uit de analyse blijkt echter dat de gasinfrastructuur nog steeds een relevante rol speelt in 2050, zij het voor een belangrijk deel met groen gas en in combinatie met elektriciteit in hybride systemen. In alle gevallen is energiebesparing een belangrijke ondersteunende optie, maar de mate waarin hangt samen met de hiervoor genoemde keuze voor infrastructuur en met zeer specifieke kenmerken van de woning of het gebouw. De genoemde opties zijn evenzeer relevant voor de glastuinbouw. De energiebehoefte van de glastuinbouw kan tot 2050 met bijna 40 procent afnemen door een combinatie van areaalkrimp, de toepassing van energiebesparende kassen en energiebesparende teeltmethoden.

In de glastuinbouw gaan de kassen zo'n 25 jaar mee. Dat biedt ruimte om voor 2050 bij de vernieuwing in glastuinbouwbedrijven ook de warmtevoorziening mee te nemen. De glastuinbouw loopt voorop met geothermie. Van de huidige 12 geothermieputten zijn er 10 door tuinders aangelegd. Gasvrije glastuinbouwbedrijven zullen een alternatief moeten hebben voor de CO2-voorziening voor groeibevordering, die nu wordt afgetapt van de eigen ketel of warmtekrachtkoppelingsinstallatie. Een aantal bedrijven koopt nu al CO2 van externe leveranciers, in het Westland vaak via het CO2-net. Op korte termijn kan uitbreiding van het bestaande CO2-net in het Westland en inzet van biomassaketels hiervoor een oplossing bieden. Wel moet worden bedacht dat slechts 10-20 procent van de toegediende CO2 door planten wordt vastgelegd en de rest alsnog in het milieu komt. Als op lange termijn meer gesloten kasconcepten worden toegepast, kan CO2-bemesting efficiënter verlopen en het verbruik van CO2 (met bijbehorende emissies) dalen.

Bron: Ros, J. en B. Daniëls (2017), Verkenning van klimaatdoelen, Den Haag: PBL Planbureau voor de Leefomgeving.
Publicatiedatum: