Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Tuinbouwreststromen als voer voor larven zwarte soldatenvlieg

Uit een dit jaar verschenen haalbaarheidsstudie is gebleken dat het technisch haalbaar is om 70 ton (levende) black soldier fly (BSF) larven per maand te produceren op de huidige constant beschikbare tomatenreststromen vanuit het Greenport West-Holland-gebied. In het rapport is de financiële haalbaarheid van dit systeem berekend, op basis van de technische beschikbare gegevens en data verzameling van experts. In deze berekening zijn investeringen, benodigde invoerstromen, en overige productiekosten meegenomen. Deze variabelen zijn berekend voor drie productiesystemen: een centraal, een decentraal collectief, en een decentraal productiesysteem. Dit is een samenvatting van de WUR van het rapport.

Investeringen voor het centrale systeem zijn gebaseerd op een bestaand grootschalig productiesysteem; investeringen voor de twee decentrale productiesystemen zijn ingeschat aan de hand van een bestaand container-gebaseerd model. Voor alle systemen zijn investeringen voor opslag, kweek, en oogst ingeschat. Voor het centrale systeem zijn ook de investeringen voor reproductie inbegrepen. Wat betreft het gebruik van tomatenrestromen, deze omvatten idealiter 65% van het totale substraat. Deze tomatenrestromen moeten normaliter tegen betaling verwerkt worden door een composteerder.

Deze wegvallende kostenpost is als opbrengst in het rekenmodel meegenomen. Benodigde overige input voor productie omvat: GMP+ gecertificeerde voedermiddelen (35% van totale rantsoen), eitjes of neonaten (indien van toepassing), elektriciteit, arbeid, en transport. Uit de berekeningen is gebleken dat alleen de winstgevendheid van het centrale productiesysteem positief kan uitpakken onder de aangenomen bandbreedtes, afhankelijk van de in de praktijk gerealiseerde waardes van de variabelen: productieprijs van de eitjes, verkoopprijs van de BSF larven, en hoogte van het poorttarief bij de composteerder. Wat betreft de kosten kan geconcludeerd worden dat, ondanks dat er slechts voor 35% van het substraat (GMP+ gecertificeerde voedermiddelen) kosten gemaakt worden, voerkosten nog steeds een groot deel van de productiekosten omvatten.

Ook nutsvoorzieningen en arbeidskosten zijn in de berekeningen van de WUR nog een hoge kostenpost voor productie. Voor de decentrale scenario’s zijn de volumes te klein om op basis van huidige kosten en opbrengsten een winstgevende business case te creëren, binnen de aangenomen bandbreedtes. Naast de winstgevendheid, is geïnventariseerd of een ‘warmte en CO2 terugwinningssysteem’ bij zou kunnen dragen aan winstgevendheid van een centraal productiesysteem. Hiervan in een beschrijving opgenomen in de discussie van het huidige rapport, maar de in de praktijk te realiseren toegevoegde waarde van een dergelijk systeem zal in de toekomst nader onderzocht moeten worden.

Het hele rapport is hier in te zien.

Publicatiedatum: