Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Resistentie en klimaat steeds belangrijker bij rassenontwikkeling aardappelen

Tholen - Aardappelbedrijf Agrico is een wereldspeler op het gebied van nieuwe aardappelrassen, pootaardappelen en consumptieaardappelen. Het ontwikkelen van innovatieve rassen, die passen bij verschillende klimaten en markten, vormt een belangrijk onderdeel binnen het bedrijf. “Om lokale markten nog beter te bedienen, hebben we inmiddels in meer dan 80 landen een vestiging of vertegenwoordiging,” aldus exportmanager Eric Vos in het januarinummer van vakblad Primeur.

Agrico is grote aardappelcoöperatie met meer dan 800 actieve leden, die gezamenlijk alleen al 500.000 ton pootaardappelen telen. Een groot deel daarvan is bestemd voor export. Eric is exportmanager pootaardappelen bij Agrico en samen met vijf andere collega-exportmanagers verantwoordelijk voor de wereldwijde verkoop van het pootgoed. “We verhandelen ons pootgoed naar zo’n 85 verschillende landen. Zelf houd ik me bezig met de Nederlandse, Belgische en Duitse markt, en ben vooral gericht op aardappelrassen voor de fritesindustrie. Andere belangrijke bestemmingen in Europa zijn bijvoorbeeld Spanje en Italië. Ook doen we veel in Oost-Europa, waaronder de Balkan en Polen. Onze grootste overzeese afzetmarkten zijn Algerije, Egypte, Syrië, Cuba, Bangladesh en Marokko.”

Lokale markt bedienen met lokale productie
Het exportseizoen voor pootaardappelen begint in oktober met pootgoed voor de vroege overzeese bestemmingen. Dit loopt door tot halverwege januari, waarna het eerste pootgoed in Zuid-Europa wordt afgeleverd. Vervolgens zijn Oost- en Noordwest-Europa in maart en april aan de beurt. Het grootste deel van de Agrico-pootaardappelen is van Hollandse bodem. Het areaal in Nederland telt 15.000 hectare. Daarnaast heeft het bedrijf diverse buitenlandse dochterondernemingen, waaronder Desmazières in Frankrijk, Parkland in Canada, Agrico UK, Agrico Polen, Agrico Nordic in Zweden, AR Tarim in Turkije, Interseme in Slovenië en Agrico PSA in Kenia.

De exportmanager merkt op dat deze dochterondernemingen hoofdzakelijk bedoeld zijn voor het bedienen van de lokale markt. “Om enkele voorbeelden te noemen: het exporteren van pootgoed naar Canada is niet toegestaan, Frankrijk verkiest pootgoed geteeld in eigen land en voor de Poolse markt is het prijstechnisch gunstiger om klasse A pootgoed daar te telen, dan vanuit Nederland te exporteren. Onze internationale productie breidt zich langzaam uit. In Frankrijk zien we bijvoorbeeld dat de teelt van pootaardappelen voor de fritesindustrie toeneemt. Er zijn daar meer uitbreidingsmogelijkheden dan in Nederland qua aardappelteelt.”

Goede oogst en hoog rendement
Hoewel de klimatologische omstandigheden, behoeften in de markt en eisen en regelgeving op gebied van gewasbeschermingsmiddelen in elk land anders zijn, geldt voor elke markt dat een goede oogst en een hoog rendement de belangrijkste voorwaarden zijn. Eric: “Bij de teelt voor de fritesindustrie bijvoorbeeld staat opbrengst nog steeds op nummer 1. De rassen moeten vanzelfsprekend kwaliteit opleveren, maar nu de kosten stijgen en de prijzen omhoog moeten, is een hoog rendement gewoon heel belangrijk. Alles wordt duurder en iedereen in de keten wordt hiermee geconfronteerd, van teler tot fritesfabrikant.”

“Wat we ook zien is dat de teelt verplaatst naar andere gronden. Een aardappelras moet ook op zandgronden goed presteren. Daarnaast speelt resistentie tegen virus de laatste jaren een belangrijke rol. Het wegvallen van gewasbestrijdingsmiddelen tegen onder andere Phytophthora is niet langer iets waar we alleen rekening mee moeten houden, het is een vereiste geworden. Daarnaast worden de regels rondom het gebruik van (kunst)mest (stikstofwetgeving) strenger en is ook de beschikbaarheid van water, en het wel of niet mogen beregenen, een issue.” Wat het ontwikkelen van nieuwe rassen volgens Eric vooral uitdagend maakt, is dat er heel lang vooruit gekeken moet worden. “Opbrengst en kwaliteit zijn standaardeigenschappen, verschuiving naar lichtere gronden is bijvoorbeeld iets wat er gaandeweg bij is gekomen.”


Agrico Research is gevestigd in Bant (Noordoostpolder) en beschikt over een eigen kassencomplex van 4.000 vierkante meter, dat wordt gebruikt voor ontwikkeling van nieuwe aardappelrassen en intensief onderzoek

Rassen met natuurlijke resistentie
Met name de fritesindustrie heeft de afgelopen jaren een ongekende groei laten zien, wat ook Agrico vooraf niet had kunnen voorzien. “Resistentie tegen Phytophthora, en resistentie en tolerantie in het algemeen, zagen we daarentegen al lang aankomen en is ook al jaren een enorm belangrijk speerpunt. Voor het ontwikkelen van nieuwe rassen hebben we ons kweekbedrijf Agrico Research, dat intensief werkt aan de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve aardappelrassen en het kennisinstituut is op dit gebied. Het kweken van resistente aardappelrassen, bijvoorbeeld tegen Phytophthora, is een belangrijk doel van onze aardappelveredeling. Onze Next Generation rassen zijn hier onder andere het resultaat van. Dit zijn rassen met een natuurlijke resistentie tegen Phytophthora.” Andere speerpunten waar het veredelings- en onderzoeksbedrijf zich op richt zijn hogere opbrengsten, verbeterde nutriënten en vernieuwde smaakprofielen en geschiktheid voor specifieke klimaten en grondsoorten.

De exportmanager laat weten dat Agrico zo’n 100 verschillende rassen heeft. Daarnaast starten er elk jaar weer proeven met nieuwe rassen. Het doel is om voor elke bestemming en in ieder klimaat het gewenste ras aan te kunnen bieden. Om dit te realiseren heeft de aardappelcoöperatie proefvelden in verschillende landen in de gehele wereld. 

Zoektocht naar goed ras met mooie schil gaat door
Op de vraag of een aardappel met dunne schil kansen biedt, antwoordt Eric dat een goed ras met een mooie schil bij tafelaardaardappelen, koelverse aardappelen en misschien zelfs fritesaardappelen wel degelijk potentie heeft. “De vraag naar aardappelen met een mooie schil neemt toe, ook bij de fritesindustrie. Het is best lastig om een rendabel aardappelras met een mooie schil te ontwikkelen, mede doordat deze vaak gevoeliger zijn voor beschadigingen. Het heeft zeker onze aandacht. Ook de markt voor biologische rassen laat nog steeds een lichte groei zien. Toch zien wij vooral toekomst in onze Next Generation rassen. We zijn nog steeds de grootste in biologische aardappelrassen. Daarnaast bieden de Next Generation rassen ook een grote meerwaarde aan het gangbare segment. Biologisch wordt vaak geassocieerd met lagere opbrengt, de Next Generation rassen hebben daarentegen een goede opbrengst én zijn resistent tegen Phytophthora.” 

Agrico heeft een goede samenwerking met diverse grote spelers in de Nederlandse, Belgische en Franse fritesindustrie, wat als voordeel heeft dat het aardappelbedrijf goed weet wat klanten zoeken en daarop kunnen inspelen met nieuwe rassen. Fontane en Sinora zijn de grootste aardappelrassen voor de verwerkende industrie, aangevuld met Markies dat met name voor de lange bewaring een geschikt ras is. “Ook hebben we een heel aantal nieuwe veelbelovende rassen ontwikkeld, zoals Lugano en Armedi (resistent tegen aaltjes), Palace (bulkfrites), Prince (meer voor het fastfoodsegment en zeer goed bewaarbaar) en de Next Generation rassen zoals Nirvana. Hiermee zitten we momenteel in de introductiefase. Dit betekent dat we partners zoeken om mee op te starten. We maken dan meerjarige afspraken om zo areaal op te bouwen. Deze rassen hebben echt goede kansen om een vaste plek te krijgen in het fritesrassensegment.” 

Dit artikel verscheen eerder in editie 1, 36e jaargang van Primeur. Zie hiervoor www.agfprimeur.nl.