Een veredelingsbedrijf wilde jonge planten voor het telen van cannabisplanten verhandelen, maar mag dit uiteindelijk niet gaan doen van de rechter. Het veredelingsbedrijf heeft in 2018 wel een vergunning gekregen voor drie jaar om cannabis te houden om onderzoek te doen naar het verbeteren van het telen ervan, maar mag dit verbeterde materiaal dus niet verder verkopen aan ontheffingshouders.
Het Westlandse bedrijf, dat ook een sierteelttak heeft, spande een rechtszaak aan tegen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het bedrijf zag ruimte in de regelgeving en wijst op een tekstpassage in de ontheffing die ruimte zou laten voor handel.
Men stelt dat in de ontheffing staat dat men opiumwetmiddelen mag inslaan door inkoop bij houders van een ontheffing. Dus is het niet uitgesloten dat ontheffinghouders handelen in hennep, concludeert men daaruit.
De rechter gaat daarin niet mee en kijkt ook naar een eerdere uitspraak in een andere zaak, uit 2021. Daarin werd handel in bloemtoppen niet toegestaan, omdat een contract met de minister ontbrak. Rechtstreeks aan de markt leveren was niet de bedoeling. In de zaak dient nog een hoger beroep.
De Rechtbank Rotterdam heeft op 10 mei in de zaak van het Westlandse bedrijf besloten dat handelen niet mag omdat het Bureau voor Medicinale Cannabis (BMC) het alleenrecht heeft om cannabis te verhandelen. Wanneer telers hennepmateriaal nodig hebben, kunnen ze dit bij het BMC inkopen.
Dat er ogenschijnlijk ruimte leek te zijn in de regels, erkent het ministerie. Volgens de rechter betekent het echter niet dat het ministerie daaruit 'voortvloeiende fouten hoeft te blijven herhalen.' De standaardzin waarop het veredelingsbedrijf wijst is bedoeld voor andere opiumwetmiddelen dan hennep.