De arbeidskosten per uur stegen in het eurogebied (EA19) met 2% en in de EU28 met 2,7% in het eerste kwartaal van 2018 in vergelijking met hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar. In het vierde kwartaal van 2017 stegen de arbeidskosten per uur met respectievelijk 1,4% en 2,3%. Deze cijfers worden gepubliceerd door Eurostat, het bureau voor de statistiek van de Europese Unie.
De twee belangrijkste componenten van arbeidskosten zijn lonen en indirecte loonkosten. In het eurogebied stegen de loonkosten per gewerkt uur met 1,8% en de indirecte loonkosten met 2,6%, in het eerste kwartaal van 2018 in vergelijking met hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar. In het vierde kwartaal van 2017 bedroegen de jaarlijkse wijzigingen respectievelijk +1,6% en +0,8%. In de EU28 stegen de kosten van de uurlonen met 2,7% en de indirecte loonkosten met 2,9% in het eerste kwartaal van 2018. In het vierde kwartaal van 2017 bedroegen de jaarlijkse wijzigingen respectievelijk +2,4% en +1,9%.
In vergelijking met hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar, stegen de uurloonkosten in het eurogebied in het eerste kwartaal van 2018 met 2,0% in de industrie, met 2,0% in de bouw, met 2,5% in de diensten en met 1,2% in de (voornamelijk) niet-zakelijke economie. In de EU28 stegen de arbeidskosten per uur met 3,1% in de industrie, met 3,6% in de bouw, met 2,9% in diensten en met 2,1% in de (voornamelijk) niet-zakelijke economie.
In het eerste kwartaal van 2018 werden de hoogste jaarlijkse stijgingen van de arbeidskosten per uur voor de hele economie geregistreerd in Roemeniƫ (+12,7%), Letland (+11,2%) en Hongarije (+10,3%), terwijl in Portugal een daling werd vastgesteld (-1.5%).