Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Meststoffen meten voordat de plant het laat weten

Tholen – Meststoffen zijn momenteel schaars en daardoor duur. Daarnaast zijn er verschuivingen zichtbaar in het soort meststoffen dat er gebruikt wordt (organisch of anorganisch) én in het gebruik van substraten (minder veen). Het maakt het onderwerp bemesting zeer actueel.

Dat merken ze ook bij Eurofins Horti, de nieuwe glastuinbouwdivisie van het laboratoriumbedrijf. Directeur Theo Aanhane vertelde deze week in een webinar dat jaar op jaar het aantal meststoffenanalyses bij het bedrijf stijgt met 15%. Daarbij wordt de variatie in type monsters groter, net als de omvang van de tests. “Onderzoeken worden steeds uitgebreider. Bij gebruik van nieuwe producten willen bedrijven zekerheid over kwaliteit en gevaren uitsluiten.”

Dat laatste snapt iedereen, maar de bemestingsmaterie zelf is andere koek. Daar komt een flink stukje scheikunde bij kijken, zeker op het moment dat er verschuivingen in (grond)stoffen plaatsvinden. Toch gelden nog steeds bepaalde basisprincipes. Jan Hardeman, Senior Account Manager Glastuinbouw, nam de kijker mee in de materie.


Jan Hardeman

Grens
Het uitgangspunt voor iedere teler is het zo optimaal aanbieden van essentiële nutriënten aan de plant. Dat doet hij of zij door de juiste concentratie en verhouding toe te dienen op het juiste moment. Vooral dat laatste is niet zo eenvoudig. Nutriënten kunnen bijvoorbeeld neerslaan, waardoor ze niet (direct) voor de plant beschikbaar zijn. Met het blote oog zie je dat echter niet. Jan gaf als voorbeeld aan dat bij glastelers doorgaans meer dan negentig procent van de stikstof gebonden zit in de kasgrond en daarmee niet (direct) beschikbaar is voor de plant. Door tekorten aan te vullen helpt de teler de plant.

Het is voor telers zaak daarbij binnen de optimale EC-range te blijven voor een zo hoog mogelijke productie én kwaliteit. Jan liet zien aan de hand van een grafiek met daarin een rode balk dat er een grens zit aan hoe je de productie kan opstuwen met een hoger EC. Opvallend genoeg ligt die grens voor kwaliteit hoger. Alleen de teler die daar wil komen, levert wel in op productie.

Gevaar van gewasschade
Vervolgens ging Jan in op hoe ze in het laboratorium EC berekenen en op de verschillen tussen minerale, anorganische meststoffen en organische meststoffen. Die laatste zijn vaak moeilijker in wateroplosbaar en ook komen de nutriënten minder makkelijk vrij voor gebruik door de plant. Soms is mineralisatie nodig om dat gedaan te krijgen.

Bij organisch in de bodem gebonden stikstof is bijvoorbeeld mineralisatie nodig. Dat heet dan nitrificatie. Als dat niet plaatsvindt, bijvoorbeeld omdat het in de bodem aan bacteriën ontbreekt om dat proces aan te zwengelen, bestaat er gevaar voor gewasschade. Eurofins kan met een speciale analysetechniek de hoeveelheid organisch gebonden stikstof in de bodem bepalen.

Schommelingen
Naast EC ging Jan ook in op pH. De pH-waardes in de bodem en substraat kunnen flink schommelen. Veen als substraat heeft een hoge pH-buffer. Nu telers bezig zijn de overstap te maken naar veenalternatieven komen daar ook andere pH-niveaus bij kijken. “Veenvervangers hebben een heel andere manier van pH-buffering, omdat de bindingscapaciteit van nutriënten en waterstof H+ veelal lager is. Hierdoor is het substraat slechter in staat om pH-schommelingen op te vangen wat resulteert in minder stabiele pH’s. Het strakker monitoren van de pH en de juiste maatregelen nemen, zoals de juiste zuur- en ammoniumdosering, is dan erg belangrijk.”

Balans
Theo gaf het al aan. Door alle ontwikkeling worden er ook meer onderzoeken gedaan. Jan liet er twee zien waarin in zowel kokos als steenwol het gebruik van minerale en organische meststoffen werd vergeleken. In de kokosproef resulteerde gebruik van organische meststoffen in een hogere microbiële biomassa en meer schimmels en bacteriën. In steenwol viel daarnaast ook de grotere diversiteit aan bacterie- en schimmelsoorten op bij het gebruik van organische meststoffen. Wie vervolgens concludeert dat minerale meststoffen ‘slecht’ zijn voor het microleven zit fout, benadrukte Jan. Hij haalde er twee onderzoeken voor aan om dat te laten zien.

In het laboratorium kunnen veel soorten schimmels en bacteriën opgespoord worden. Toch is er nog veel onbekend. Jan: “We moeten nog veel ontrafelen. Dat is super interessant.” Theo gaf aan dat ondanks dat ‘alle tekenen wijzen op het belang van een goede balans in de bodem voor een gezonde bodem.’ Gevolgd door, hoe kan het ook anders in een webinar van een laboratorium, een pleidooi om vooral te blijven meten. In ieder geval pH en EC. Want daar gebeurt veel en dat wil de teler graag ontdekken voordat de plant het laat zien in de vorm van gewasschade.

Het webinar rustig terugkijken? Dat kan hier.