Werkgevers in de land- en tuinbouw met een huisvestingskeurmerk mogen op dit moment – onder voorwaarden – kosten van de huisvesting inhouden op het loon van de internationale werknemer. Met de voorgestelde wijziging op deze inhoudingsregeling zal het maximale inhoudingspercentage voor huisvesting stapsgewijs worden afgebouwd. De Werkgeverslijn Land- & Tuinbouw legt uit wat dit precies inhoudt en wat de status is van deze wijziging.
Wat houdt de voorgestelde wijziging op de inhoudingsregeling van het WML voor huisvesting in?
Het ministerie van SZW heeft een verkenning naar de werking van de inhoudingsregeling voor zorg en huisvesting op het WML uitgevoerd. Op dit moment mag maximaal 25% van het (bruto) WML, verdiend door de desbetreffende werknemer, worden ingehouden ten behoeve van kosten voor huisvesting. Dit mag alleen wanneer de werknemer schriftelijk toestemming heeft gegeven (via een inhoudingsverklaring); de huisvesting gecertificeerd is door het AKF of SNF; en aan het maximumbedrag wordt gehouden: in de land- en tuinbouw is in de cao's van Open Teelten en Glastuinbouw afgesproken dat dit voor deze sectoren 20% is van het WML.
Met de wijziging die voorlag in internetconsultatie en recent gesloten is, wordt het maximale inhoudingspercentage voor huisvesting stapsgewijs afgebouwd met elk jaar 5 procentpunt. Per 1 januari 2030 zal dit inhoudingspercentage uiteindelijk op 0 procent uitkomen, waarmee de inhoudingsmogelijkheid voor huisvesting in 2030 wordt afgeschaft.
Wat is de planning van de voorgestelde wijziging op de inhoudingsregeling van het WML voor huisvesting?
De internetconsultatie van de inhoudingsmogelijkheid voor de betaling van huisvestingskosten (in het Besluit minimumloon en minimumvakantietoeslag) is dus inmiddels gesloten. Het consultatieverslag is gepubliceerd en kan ingekeken worden.
Op basis van de consultatie wordt er nu door het ministerie gewerkt aan het definitieve voorstel, met eventuele wijzigingen als gevolg van de consultatieresultaten. Vaak wordt het voorstel daarna nog voorgelegd aan adviesorganen, waarna het naar de Raad van State gaat. Als daarna beide Kamers akkoord zijn, ondertekent de Koning het wetsvoorstel, waarna het formele besluit wordt gepubliceerd in het Staatsblad. Vanaf dan gelden de nieuwe percentages en data. De verwachting is, wanneer al deze stappen zijn doorlopen, dat de eerste verlaging naar 20% inhouding ingaat per 1 januari 2026. Voor de land- en tuinbouw heeft deze afbouw het eerste jaar dus nog geen gevolgen, omdat in de agrarische cao's van Open Teelten en Glastuinbouw al een maximum van 20% inhouding is afgesproken.
Bron: Werkgeverslijn Land- & Tuinbouw