Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Ruud van der Vliet:

"Ondanks kritische geluiden zijn er volop kansen voor Nederlandse glastuinbouw"

Sir David Attenborough prees in 2020 de Nederlandse glastuinbouw en zag de sector als voorbeeld voor de rest van de wereld in de Netflix-documentaire: A Life On Our Planet. Hij roemde vooral de wijze waarop de Nederlandse glastuinbouw heel duurzaam, efficiënt en veilig vers voedsel kon telen. In 2021 is met onderzoek uitgevoerd door WUR bevestigd dat telen in hightech kassen de meest duurzame productiemethode is voor o.a. groenten en fruit.

De afgelopen maanden werd de Nederlandse glastuinbouw echter figuurlijk onder vuur genomen door o.a. Klaas Knot (President van DNB) en Frans Timmermans (partijleider GroenLinks-PvdA en voormalig uitvoerend vicevoorzitter voor de Europese Green Deal). Samengevat zou de Nederlandse glastuinbouw relatief veel ruimte en arbeidsmigranten vergen en te weinig economisch bijdragen.

Vervolgens werd veelvuldig in de media de vraag gesteld wat de toekomst van de Nederlandse glastuinbouw is. Een tegenreactie vanuit de sector kon natuurlijk niet uitblijven en o.a. Adri Bom-Lemstra liet zich uitgebreid interviewen in het FD van 23 maart jl. Zij gaf als voorzitter van Glastuinbouw Nederland aan dat er wel degelijk toekomst voor de sector in Nederland is.

Op 2 april jl. schreven Lambert van Horen, sector manager bij Rabobank, en Peter Ravensberger, onderzoeker bij WUR, in het FD dat hightech kassen ook en vooral een potentie hebben buiten Nederland. Ruud van der Vliet is het met Adri, Lambert en Peter eens en gaat hieronder op zijn overwegingen in.

Ecosysteem
De Nederlandse glastuinbouw is een beetje een containerbegrip. In de recente media-uitingen wordt vooral of met name gewezen naar teelt- of productiebedrijven. De Nederlandse glastuinbouw bestaat echter uit een ecosysteem, een keten of cluster van bedrijven en organisaties. Van zaadbedrijven, jonge plantenkwekers, kassenbouwers, andere toeleveranciers, teelt- of productiebedrijven, verpakkers, verwerkers, handelaren en logistieke dienstverleners die supermarkten of foodservicebedrijven bevoorraden. In dit artikel hebben we het vooral over de teelt- of productiebedrijven.

Tropische planten
Al in de 16e en 17e eeuw werden in Nederland kassen gebouwd voor het telen en bewaren van tropische planten. In de 18e en 19e eeuw vonden door technologische innovaties een versnelling plaats. In 1834 vond bijvoorbeeld de Britse chemicus Joseph Paxton het kasglas uit, waardoor grotere en meer stabiele kassen konden worden gebouwd. Hierdoor kon de teelt van gewassen verder worden geoptimaliseerd. Dit zorgde voor verdere groei en modernisering van de Nederlandse glastuinbouw. Technologische vooruitgangen zoals verwarmingssystemen, irrigatie, en later ook kunstmatige verlichting, maakten het mogelijk om het klimaat in de kassen nauwkeurig te regelen, waardoor de teeltseizoenen werden verlengd en een bredere variëteit aan gewassen kon worden geteeld.

Zeeklimaat
Zeeklimaat en de klei-houdende grond bleek voor veel teelten een ideale combinatie. Na 1950 groeide de Nederlandse glastuinbouwsector snel. Eerst houten en vanaf de jaren 70 vorige eeuw steeds meer metalen kassen. Mede door het unieke ecosysteem werden moderne technologieën en innovaties ingevoerd, gecombineerd met een focus op efficiëntie en kwaliteit, waardoor Nederland uitgroeide tot een van 's werelds belangrijkste producenten en exporteurs van glastuinbouwproducten.

Triple helix
Dit unieke ecosysteem wordt vaak aangeduid als het 'Triple Helix'-model. De Triple Helix is daarbij de interactie tussen drie belangrijke onderdelen: de overheden, de hele keten van bedrijven en het onderwijs. Dit model verwijst naar de nauwe samenwerking tussen deze drie onderdelen om innovatie, groei en duurzaamheid in de glastuinbouwsector te bevorderen.

Onderscheidend
Door middel van deze samenwerking tussen de overheid, het bedrijfsleven en het onderwijs ontstond de afgelopen tientallen jaren organisch een ​​dynamisch ecosysteem dat de groei, concurrentiekracht en duurzaamheid van de Nederlandse glastuinbouwsector versterkte. Deze Triple Helix is nog steeds de basis van het succes van de Nederlandse glastuinbouw. Je kunt niet zonder gevolgen belangrijke onderdelen van de Triple Helix verplaatsen, stoppen of afbouwen. Juist de interactie tussen overheden, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen zorgt dat Nederland op bet gebied van glastuinbouw zo onderscheidend is in de wereld.

Windmolenindustrie
Andere succesvolle ecosystemen zijn bijvoorbeeld in Duitsland de auto-industrie rondom München, in USA de internet/ICT in Silicon Valley bij San Francisco, in Nederland de semiconductor-industrie in Brainport Eindhoven, in Denemarken de windmolenindustrie in Aarhus, in Italië de luxe kleding en accessoires in Lombardije bij Milaan en in Spanje de olijvenproductie en -verwerking en vermarketing in Andalusië.

Duitsland
De oorsprong van deze succesvolle ecosystemen is terug te voeren op het comparatieve voordeel. Dit economische principe stelt dat als productie van in dit geval bijvoorbeeld tomaten in Nederland beter is dan in Duitsland, dat beide voordeel hebben bij deze situatie. Dit principe, dat bekendstaat als absoluut voordeel, werd bekend door Adam Smith. Maar zelfs als het ene land beter in staat is om beide producten te maken dan een ander land, loont het om zich te specialiseren in het product waar men het grootste voordeel mee heeft en het andere product uit het andere land te halen.

Duitsers zijn beter met auto's maken
Duitsers zijn beter met auto's maken en wij met het telen van tomaten. Dit noemde David Ricardo het comparatief voordeel. Dat is een belangrijke reden dat Nederland zo goed is geworden op het gebied van glastuinbouw: we zijn om meerdere redenen daar beter in dan veel andere landen en, niet onbelangrijk, ook de buurlanden hebben daar baat bij.

Stabiel areaal
Een goed functionerend ecosysteem vergt echter een minimaal productieareaal. Nederland heeft volgens het CBS de afgelopen 20 jaar een stabiel areaal van ongeveer 10.000 hectare aan kassen. In de afgelopen 20 jaar verdween twee derde van het aantal bedrijven en resteren nog ongeveer 3.300 ondernemingen met een gemiddelde omvang van afgerond drie hectare. Het glastuinbouwareaal omvat snijbloemen, potplanten, perkgoed/bomen, jonge planten, groenten en fruit. Het merendeel van het glastuinbouwareaal (55%) wordt gebruikt voor de teelt van groenten en zachtfruit. Deze bedrijven zijn gemiddeld bijna vijf hectare en daarmee gemiddeld groter dan de sierteeltbedrijven.

Noord-Afrika
Het grootste areaal omvat tomaten met ruim 1.700 ha. Vooral in de groenteteelt vond schaalvergroting en consolidatie plaats. Het aantal glasgroentebedrijven met > 50 ha groeit gestaag. Hoeveel ha is er nodig om het ecosysteem van de Nederlandse glastuinbouw goed te laten functioneren? Kijkend naar de veelheid aan gewassen in sierteelt, groenten en fruit lijkt een areaal van tussen de 5.000-10.000 hectare noodzakelijk. De komende decennia verwacht ik dat een deel van m.n. het groentenareaal zal verdwijnen uit het West- en Oostland naar andere delen in Nederland, Europa en/of Noord-Afrika. Een deel van die kassen in het West- en Oostland zullen vervolgens gebruikt kunnen worden voor sierteelt- of zachtfruitgewassen. De technische levensduur van een hightech kas is ongeveer 25-35 jaar (afhankelijk van het gewas) en veel kassen zijn minder dan 35 jaar oud.

Uitdagingen
De Nederlandse glastuinbouw kent een aantal stevige uitdagingen. De belangrijkste zijn verduurzaming, arbeidsproductiviteitverhoging en professionalisering. Verduurzaming kan en moet op gebieden als energie, meststoffen, water, gewasbeschermingsmiddelen en verpakkingen. De glastuinbouw heeft lang geprofiteerd van de ruime beschikbaarheid en de lage prijs van aardgas. De recente oorlog en energiecrisis heeft de noodzaak van de acceleratie van de energietransitie duidelijker gemaakt. Diverse koplopers in de glastuinbouw hebben overigens 15 jaar geleden al een stap gezet met overschakeling op geothermie. In Nederland zijn momenteel 20 geothermiebronnen operationeel, goed voor ruim 10% van het Nederlandse areaal. Het verkrijgen van concessies, vergunningen, financiering, subsidies en garanties voor een geothermiebron is in de praktijk een complex en langdurig proces.

Meststoffen
Proeven met duurzame meststoffen vinden al plaats en binnen vijf jaar zal een groot deel van de meststoffen via bijvoorbeeld bioreactors of met duurzame energie worden geproduceerd. Water wordt in Nederlandse kassen grotendeels al hergebruikt. In de praktijk is een verdere verbetering mogelijk. Bij de teelt van groenten en zachtfruit in hightech kassen worden bijna alleen nog maar biologische gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. De sierteelt loopt in sommige teelten nog achter. De grote diversiteit in de sierteelt maakt het ingewikkelder om voor elke teelt effectieve biologische gewasbeschermingsmiddelen te ontwikkelen. Maar ook dat is een kwestie van enkele jaren.

'License To Produce'
Steeds meer verpakkingen worden biologisch afbreekbaar. Praktisch is het mogelijk om binnen enkele jaren alle verpakkingen biologisch afbreekbaar te maken. Zijn supermarkten en consumenten bereid om voor duurzamere producten te betalen? Ik denk het niet. Duurzaam produceren of een lage CO2-footprint is binnen vijf jaar een voorwaarde om te mogen leveren: een 'License To Produce'.

Repeterende werkzaamheden
De Nederlandse glastuinbouw heeft de afgelopen 20 jaar volop kunnen profiteren van de beschikbaarheid van relatief goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europa. Eerst vooral uit Polen en nu steeds meer uit Roemenië, Bulgarije en van buiten de EU. De beschikbaarheid en betaalbaarheid van deze arbeidskrachten staat fors onder druk. Hiermee neemt de noodzaak voor automatisering en robotisering van m.n. repeterende werkzaamheden snel toe.

Beschikbare oplossingen
De businesscase om arbeidsproductiviteit te verhogen met hulp van automatisering en robotisering is vandaag dan ook makkelijker sluitend te krijgen dan een paar jaar geleden. Ook de beschikbare oplossingen nemen snel toe. Klaas Knot en Frans Timmermans refereerden in de media vooral aan het hoge energiegebruik en de lage arbeidsproductiviteit. En in mijn ogen terecht. Ze zijn echter oplosbaar!

Professionalisering
De laatste uitdaging is professionalisering. De Nederlandse glastuinbouw bestond en bestaat uit relatief kleine bedrijven. Veel bedrijven waren, mede door veilingen en afzetcoöperaties, vooral gericht op teelt en verwerking en veel minder op verkoop, logistiek en marketing. Door schaalvergroting en consolidatie zijn de afgelopen decennia veilingen grotendeels verdwenen en zijn andere businessmodellen ontstaan. De horizontale samenwerking in de Nederlandse glastuinbouw maakte plaats voor meer verticale samenwerking. Energiemanagement is inmiddels belangrijker geworden. De grotere glastuinbouwbedrijven in zowel sierteelt, groenten en fruit kregen een breder management dat met specialisten sturing gaf aan het complete bedrijf inclusief inkoop, energie, arbeid, teelt, verwerking, verkoop, logistiek en marketing.

Extern kapitaal
De consolidatie, (verticale) samenwerking en/of schaalvergroting zorgden gemiddeld voor een hogere winstgevendheid en daarmee de mogelijkheid om meer te investeren in bijvoorbeeld innovaties, automatisering en duurzaamheid. Deze ontwikkeling kan niet altijd met eigen vermogen of bankfinanciering plaatsvinden. Extern kapitaal is vaak nodig om de noodzakelijke acceleratie mogelijk te maken. Extern kapitaal heeft vaak door inbreng van specialistische kennis en structuur een disciplinerende werking. De afstand tussen de koplopers en het peloton is in de praktijk aantoonbaar toegenomen.

Verdiencapaciteit
Het succesvol exploiteren van een glastuinbouwbedrijf is ontzettend complex. Energiemanagement is de afgelopen 20 jaar een steeds belangrijkere component in de bedrijfsvoering geworden. De afgelopen jaren hebben de sterk gestegen energieprijzen, diverse virussen en plagen en verminderde koopkracht van consumenten grote invloed gehad op het rendement van glastuinbouwbedrijven.

Peleton
Net als in elke andere sector is in de Nederlandse glastuinbouwbedrijven die structureel goed renderen, een peloton zichtbaar dat financieel net kan aanhaken en is een groep te identificeren die structureel niet rendeert. Deze laatste groep stopt, wordt overgenomen of gaat failliet.

€300.000
Om e.e.a. met een voorbeeld te verduidelijken: de koplopers in de tomatenteelt in Nederland genereren (ook) de afgelopen jaren gemiddeld een EBITDA/ha van EUR 300.000, terwijl het peloton gemiddeld op EUR 150.000/ha uitkomt en de achterblijvers vaak aanzienlijk minder genereren. Je ziet dit soort verschillen bij veel gewassen in de Nederlandse glastuinbouw. Koplopers zijn inmiddels goed voor 50% van het tomaten- en paprika-areaal.

Vervangingsinvesteringen
Tien jaar geleden werd mede op verzoek van de Nederlandse telersverenigingen en Rabobank door McKinsey onderzoek gedaan naar de toekomst van de Nederlandse vruchtgroententeelt. Een groot deel van de Nederlandse groententelers was toen niet in staat om vervangingsinvesteringen en/of noodzakelijke vernieuwingen te financieren uit eigen middelen. De verdiencapaciteit was daarvoor gemiddeld niet groot genoeg en de afhankelijkheid van banken was heel groot.

Macht
De macht van de handel en retail en onmacht van telers en telersverenigingen zorgden voor ongewenste marktonevenwichtigheden. McKinsey adviseerde telers en telersverenigingen verregaande krachtenbundeling, nauwere aan afzet gerelateerde samenwerking en het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen. Doel was een eerlijker prijsvorming. De analyse van de Nederlandse vruchtgroententeelt was op onderdelen vergelijkbaar met de Nederlandse sierteelt: noodzakelijke schaalvergroting, meer op afzet gerelateerde samenwerking en zoektocht naar nieuwe verdienmodellen.

Meer 'Local For Local'
De adviezen genoemd in het McKinsey-rapport uit 2014 zijn mijns inziens nog steeds actueel: meer focus op (verticale) samenwerking, minder telersverenigingen, meer 'Local For Local'-productie in Europa, verdere professionalisering van management en een effectievere Triple Helix. In Nederland zien we dat koplopers het afgelopen decennium in zowel sierteelt, groenten als zachtfruit in staat zijn om, al dan niet met extern kapitaal, gezonde groei en rendement te genereren. Een gezond rendement dat voldoende financiële ruimte biedt om te innoveren en verduurzamen.

Samenwerking
De koplopers bewijzen dat het kan. Deze koplopers in de Nederlandse glastuinbouw hebben vaak de volgende kenmerken: intensieve (verticale) samenwerking, proactieve verduurzaming, (veel) grotere omvang dan gemiddeld, professionele leiding, daardoor een hoger rendement per ha areaal en met als gevolg een betere toegang tot financiering en/of extern kapitaal.

Samenvatting
Hightech kassen zijn een oplossing om veel duurzamer, meer gepland, veiliger en kwalitatief goed voedsel te produceren. Nederlandse telers en kassenbouwers laten al decennia zien dat het kan. Het comparatieve voordeel heeft gezorgd dat de Nederlandse glastuinbouw een belangrijke rol binnen de Europese markt heeft veroverd. Grofweg 20% van alle hightech kassen in de wereld staan in Nederland. De verdere groei van het hightech kassenareaal zal echter buiten Nederland plaatsvinden.

Arbeidsmigranten
De Nederlandse glastuinbouw wordt geconfronteerd met een aantal stevige uitdagingen, maar die zijn te tackelen. Zo laten de koplopers zien. De Nederlandse glastuinbouw heeft lang van goedkoop Nederlands aardgas en goedkope arbeidsmigranten geprofiteerd. Die tijd is over. Koplopers in de Nederlandse glastuinbouw bewijzen dat, ondanks de eerdergenoemde tegenwind, een goed rendement haalbaar was. Koplopers zijn te vinden in zowel de sierteelt, groenten- en zachtfruitteelt.

Koplopers
Koplopers hebben door dat goede rendement meer eigen middelen, betere toegang tot financiering en/of extern kapitaal. De koplopers hebben gemiddeld genomen een grotere omvang, blijven groeien, verduurzamen, innoveren en worden professioneler geleid. De afstand tussen koplopers en peloton nam het afgelopen decennium verder toe. Deze ontwikkeling zal naar mijn mening niet stoppen met als gevolg dat m.n. in de groenteteelt per gewas maar een handvol succesvolle bedrijven overblijven.

Glastuinbouwareaal zal afnemen
Het Nederlandse glastuinbouwareaal zal geleidelijk afnemen, waarbij m.n. kassen voor groententeelt worden omgebouwd naar sierteelt of zachtfruit, gesloopt worden en/of verplaatst worden naar andere delen van Nederland en het buitenland. M.n. in West- en Oostland is de druk op de beschikbare ruimte heel groot. Persoonlijk verwacht ik dat het Nederlandse glastuinbouwareaal van ruim 10.000 ha de komende tien jaar geleidelijk zal afnemen naar 8.000-9.000 ha. Die afname betreft vooral het groentenareaal.

Meerdere miljarden euro's
Het resterende areaal is mijns inziens nog steeds groot genoeg als onderdeel van een gezond ecosysteem. De effectiviteit van de Triple Helix was het afgelopen decennium beperkt. De McKinsey adviezen uit 2014 zijn grotendeels nog actueel en onvoldoende geïmplementeerd. Waar het ecosysteem van Brainport Eindhoven recent meerdere miljarden euro's toegewezen kreeg, wordt juist het ecosysteem van de Nederlandse glastuinbouw negatief afgeschilderd in de media.

Bestaansrecht
In mijn ogen dient de effectiviteit van de Triple Helix te verbeteren door meer succesvolle ondernemers/koplopers te betrekken. En vooral ook het beleid te richten op wat nodig is om meer koplopers te krijgen en om bestaande koplopers succesvoller te maken. We moeten onder ogen durven zien dat uiteindelijk slechts een klein deel van de ondernemers in de Nederlandse glastuinbouw bestaansrecht heeft. Dat wil niet zeggen dat al die kennis en ervaring verloren gaat. Deze mensen kunnen een heel nuttige en succesvolle rol vervullen binnen de koplopers.

Dit artikel verscheen eerder in editie 4, 38e jaargang van Primeur. Zie hiervoor www.agfprimeur.nl.