De rechtbank in Den Haag heeft bepaald dat een groente- en fruithandel onrechtmatig handelde door de samenwerking met zijn vaste transporteur per direct te beëindigen. Deze uitspraak van 29 oktober 2025 is op 4 december openbaar gemaakt. Hoewel er geen schriftelijk contract was, oordeelde de rechter dat er tussen de partijen desondanks sprake was van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd en daarom had bij opzegging een opzegtermijn in acht genomen moeten worden.
De transporteur vervoerde al minimaal vijftien jaar — waarschijnlijk zelfs langer — met drie vaste vrachtwagencombinaties groente en fruit voor de opdrachtgever. Dagelijkse inzet, vaste chauffeurs, vervoer in kleding van de opdrachtgever en opleggers met het logo van de fruithandel wezen er volgens de rechtbank op dat dit meer was dan losse opdrachten. Daarnaast had de vervoerder zijn bedrijfsvoering zodanig ingericht dat chauffeurs en materieel specifiek voor deze opdrachtgever werden ingezet.
Opdrachtgever kon niet zonder meer overstappen
De rechtbank oordeelde dat een dergelijk langdurige, feitelijk bestendige samenwerking kwalificeert als duurovereenkomst. De opdrachtgever kon dus niet zonder meer 'overstappen' zonder rekening te houden met de gevolgen voor de vervoerder.
Op 1 oktober 2024 liet de opdrachtgever per e-mail weten "met een andere partij in zee te gaan", waarna de inzet van de drie combinaties snel werd afgebouwd. De vervoerder accepteerde dit niet en vorderde een schadevergoeding van ruim € 300.000. De rechtbank constateerde dat er geen overeenstemming was bereikt over een geleidelijke afbouwregeling: de mededeling van 1 oktober 2024 kwalificeerde volgens de rechter als opzegging.
Omdat partijen niet eerder hadden afgesproken op welke termijn opzegging mogelijk was, had de opdrachtgever bij beëindiging rekening moeten houden met de belangen van de vervoerder. Gezien onder meer de vereiste omscholing van chauffeurs en de impact op de bedrijfsvoering, was onmiddellijke beëindiging onaanvaardbaar. De rechtbank vindt een opzegtermijn van één maand redelijk, maar verwierp het door de vervoerder gevorderde termijn van 18 maanden.
Schadeloosstelling voor gederfde winst
De rechter schatte de door de vervoerder geleden schade — gederfde winst over de opzegtermijn — op € 15.275,56. Deze vergoeding moet door de opdrachtgever betaald worden, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 november 2024. Daarnaast moet de opdrachtgever de proceskosten van circa € 4.400 betalen. Andere schadeposten werden afgewezen omdat die ook zouden zijn ontstaan als de opzegtermijn correct was toegepast.
Semantius
Deze uitspraak onderstreept het belang om — ook bij langdurige samenwerking met vaste vervoerders — duidelijke afspraken vast te leggen over opzegtermijnen. Zelfs als partijen feitelijk al jarenlang samenwerken zonder schriftelijk contract, kan de rechter bij beëindiging eisen dat rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering van de vervoerder. Bij het ontbreken van zulke afspraken kan een opzegtermijn van één maand noodzakelijk blijken.
Bron: Rechtbank Den Haag