In Almería is de situatie in de kassen zorgwekkend. Door de toename van plaagdruk roept de Technische Commissie van branchevereniging Coexphal op tot uitzonderlijke maatregelen. Om gewasschade zoveel mogelijk te beperken, stellen zij voor om na het einde van de teeltcyclus tijdelijk te stoppen met alle activiteiten: een zogenaamde 'biologische rustperiode'. Dit moet voorkomen dat de plaagdruk in de volgende teelten al vanaf het begin te hoog is.
Het idee is simpel: even alles platleggen. Geen gewas in de kas, geen plantenresten, niets dat insecten de kans geeft zich verder te ontwikkelen. Alleen zaailingen en siergewassen zijn uitgezonderd. De belangrijkste boosdoener is Thrips parvispinus, een plaaginsect dat met name in paprika grote schade aanricht, maar ook voorkomt op aubergine, komkommer, courgette, meloen en watermeloen.
De biologische rust ziet er zo uit:
- De kas moet volledig leeg zijn van gewassen en plantenresten.
- Waar mogelijk wordt aangeraden om de bodem te solariseren, een methode waarbij de bodem met folie wordt afgedekt en opgewarmd.
- De rustperiode moet aan het einde van de teeltcyclus vallen.
- De minimale duur is 20 aaneengesloten dagen.
- De exacte data verschillen per regio, afhankelijk van oogstmomenten.
Mei, juni, juli
De voorgestelde data zijn 1–25 mei voor de streek van Dalías, 10–30 mei voor Berja, 1–20 juni voor Adra, 10–30 juni voor El Ejido en La Mojonera, 20 juni – 15 juli voor Vícar en Roquetas en 10–30 juli voor Níjar en Almería.
De commissie erkent dat deze maatregel economische gevolgen kan hebben voor sommige telers. Toch is de huidige fytosanitaire situatie zo ernstig, dat ingrijpen noodzakelijk is. Er wordt dan ook gedacht aan een ondersteuningsregeling voor getroffen telers en bedrijven.
Om de plaagdruk structureel aan te pakken, stelt de commissie nog drie maatregelen voor:
- Volledige inzet op biologische bestrijding in alle voorjaarsteelten. Dit vraagt om een doordachte en systematische aanpak.
- Actief beheer van de luchtvochtigheid in de kas. Een stabiele relatieve luchtvochtigheid van 40–60% remt plagen zoals spint en bevordert nuttige mijten die natuurlijke vijanden zijn van T. parvispinus.
- Inrichting van biodiversiteitsstroken in en rond de kas. Er moeten minimaal 14 verschillende plantensoorten worden gebruikt, die 7–10% van het teeltoppervlak beslaan. Een goed ontwerp – qua soortkeuze en positionering – is cruciaal om nuttige insecten aan te trekken en te behouden. Coexphal biedt hierbij technische ondersteuning.
Bij het opstellen van dit voorstel zijn ook de lokale tuinbouwraden van Adra, Almería, Berja, Dalías, El Ejido, La Mojonera, Níjar, Roquetas en Vícar betrokken. Allen spreken hun steun uit voor de tijdelijke teeltstop, met name in de gebieden waar de plaag het hardst toeslaat.
De Technische Commissie dringt erop aan dat de maatregel breed gedragen wordt binnen de sector en wettelijk wordt verankerd door het regionale ministerie van Landbouw. Alleen met een gezamenlijke aanpak is het mogelijk de plaag echt terug te dringen.
