Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Bezwaren tegen bouw bedrijfshal ongegrond

Een radijsteler wil het product van al zijn vestigingen centraal verwerken. Daarvoor moet een bedrijfshal worden opgericht, en is een afwijking van het bestemmingsplan nodig. Een vergunning wordt verleend. Daartegen wordt bezwaar gemaakt. Tevergeefs, zo blijkt uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. Het bedrijf uit het Westland mag in afwijking van het bestemmingsplan aanpassingen aan bedrijfspand maken om daar producten te verwerken.

Volgens de bezwaarmaker heeft de gemeente onvoldoende gekeken of het om een volwaardig glastuinbouwbedrijf gaat. Daarbij wijst de bezwaarmaker op een bijlage in het bestemmingsplan.

Volgens de bijlage bij het bestemmingsplan wordt de volwaardigheid van een glastuinbouwbedrijf bepaald door drie aspecten: 'arbeidsbehoefte', 'duurzaamheid' en 'bedrijfsgrootte'. Op het punt 'arbeidsbehoefte' en 'duurzaamheid' is het project niet getoetst, aldus de bezwaarmaker.

De rechter constateert dat bij de verlening van de vergunning in het voorjaar van 2024 en bij het bestreden besluit het college betrokken heeft dat de vergunninghoudster een grootschalig bedrijf met negen vestigingen is, dat radijzen teelt en verwerkt. In totaal komt er op de bouwplanlocatie radijs van maximaal 23,5 hectare samen, en daarmee blijft de teler binnen de regels.

Uit het bovenstaande mocht het college van de rechter opmaken dat het glastuinbouwbedrijf voldoet aan de aspecten 'arbeidsbehoefte' en 'duurzaamheid'. De bezwaarmaker heeft niet nader onderbouwd waarom volgens hem de vergunninghoudster niet zou hebben voldaan aan deze aspecten.

De bezwaarmaker wijst er onder meer op dat het bedrijf ook product verwerkt op een bedrijventerrein. Daarom zou er geen reden zijn om nu een op de andere locatie een bedrijfshal te realiseren. De rechter is het daar niet mee eens. De vergunning blijft in stand en het beroep is ongegrond, zo blijkt uit de uitspraak die op 23 oktober is gepubliceerd.

Gerelateerde artikelen → Zie meer