Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Dynamische DLI-targeting: de code kraken tussen licht, genetica en klimaat

Wanneer telers het over "dynamische belichting" hebben, doelen ze vaak op het lichtspectrum. Maar vóór je daar belandt, is er een ander aspect: dynamische DLI-targeting.
"Planten tellen lichtdeeltjes," zegt Theo Tekstra van Fluence. "Het gaat niet alleen om de lichtintensiteit op een bepaald moment, maar om de totale hoeveelheid lichtdeeltjes die een plant gedurende de dag en de cyclus ontvangt – en hoe je dat bereikt."

Dat klinkt eenvoudig, maar in de praktijk is het allesbehalve dat, legt hij hieronder uit.

© Fluence BioengineeringEen onderzoeksruimte met hoge PPFD (tot 1200 µmol m-2 s-1) bij Vertify, waar het Cultivation for Compounds-consortium onderzoek doet naar gewasreacties onder verschillende licht-, substraat-, voedings- en bewateringsregimes op verschillende rassen.

PPFD, DLI en genetica
De eerste vraag luidt: hoeveel licht kan jouw genetica aan? Sommige cultivars raken al bij 800 µmol·m⁻²·s⁻¹ overbelast, terwijl anderen – zoals Blue Dream – moeiteloos boven de 1.500 uitkomen. "Het is net als Formule 1-racen," legt Theo uit. "Bij 1.500 µmol moet alles perfect kloppen: luchtverdeling, ontvochtiging, substraatbeheer en temperatuur. Fouten kosten je niet alleen snelheid, maar ook je gewas."

Daarom is starten met hoge PPFD zelden verstandig, zeker niet in nieuwe faciliteiten. "De meeste bedrijven beginnen niet direct op 1.200. Eerst leren ze hun ruimte en cultivars kennen, daarna kunnen ze de grenzen stap voor stap verleggen."

In gemengde ruimtes – vaak het geval in grotere faciliteiten – is lichtzonering cruciaal. Bij cultivars met sterk verschillende PPFD-toleranties moet je vooraf bepalen welke rassen je samen plaatst. "Die keuzes maak je al vóórdat je over lichtstrategieën gaat nadenken," benadrukt Theo.

© Fluence Bioengineering

Substraat, water en klimaat
Licht staat nooit op zichzelf. Kies je bijvoorbeeld voor een klein substraatvolume in combinatie met hoge lichtintensiteiten, dan ontstaan snelle droogcycli die lastig te beheren zijn. Meer lichtdeeltjes betekenen bovendien meer transpiratie – en dat verstoort het klimaat.

"Bij 1.500 µmol verdampen planten zoveel dat ze de ruimte kunnen koelen. Soms moet je verwarmen terwijl je ontvochtigt," zegt Theo. "Dat is een lastige balans, en niet elke installatie kan dat aan. Vergeet ook niet dat 20% van de verdamping 's nachts plaatsvindt, en dat er pieken zijn. Definieer dus je klimaatomvang zorgvuldig, want lage temperaturen en ontvochtiging gaan lang niet altijd samen."

Het toont aan dat de beperkende factor niet altijd de installatie zelf is, maar vaak het klimaatsysteem erachter.

De kas: de zon aanvullen
In kassen krijgt dynamisch DLI-targeting een andere invulling: het juiste evenwicht vinden tussen zonlicht en LED-aanvulling. De Noord-Europese winter maakt dat duidelijk. "In Nederland haal ik soms maar 2–3 mol per dag, terwijl het DLI-streefdoel 43 mol is. Dan wordt LED de belangrijkste lichtbron," zegt Theo.

Zelfs in Zuid-Europa is aanvulling noodzakelijk. In Lissabon, midden in juli, is nog steeds 20–25% extra licht nodig om de teeltdoelen te behalen. "Veel mensen denken dat de zomerzon genoeg is, maar in de praktijk moet je toch bijlichten."

Hoe noordelijker je gaat, hoe groter de uitdaging. Oekraïne en Portugal krijgen 's winters bijvoorbeeld een heel verschillende hoeveelheid licht. Daardoor hebben telers in Oekraïne 800 µmol nodig om hun DLI-doelen te halen, terwijl in Lissabon 650 µmol volstaat. Dat verschil merk je in zowel elektriciteitsrekeningen als kapitaalkosten.

© Fluence Bioengineering

Lichtacclimatisatie: niet te snel
Naast de hoeveelheid lichtdeeltjes speelt ook de snelheid van verandering een rol. Bij de overgang van vegetatie naar bloei wordt de fotoperiode korter. Zonder verhoging van de PPFD krijgen planten dan juist op het meest kritieke moment te weinig lichtdeeltjes. Maar plotseling van 700 naar 1.200 springen werkt niet. "Je moet het geleidelijk opvoeren," zegt Theo. "Dat is lichtacclimatisatie."

Ook binnen de dagelijkse cyclus zijn geleidelijke overgangen belangrijk. Wanneer het licht plotseling aangaat, stijgt de luchtvochtigheid; plotseling uitschakelen is nog risicovoller. "Een rustige opstart en vooral een zachte overgang aan het einde helpt schimmelproblemen tijdens de bloei te voorkomen," aldus Theo.

© Fluence Bioengineering

Efficiëntie versus praktijk
Elk lichtdeeltje draagt bij aan fotosynthese – maar niet alle deeltjes zijn gelijk. Blauwe lichtdeeltjes kosten bijvoorbeeld 1,6 keer meer energie om te produceren dan rode. Breedspectrumoplossingen zijn ontwikkeld omdat faciliteiten meestal meerdere cultivars telen. Ondertussen gaat de discussie verder over verrood, UV en onder-belichting van het bladerdak.

Dat onderwerp volgt in deel 2 van dit artikel, waarin we dieper ingaan op dynamisch spectrumbeheer. Voor nu is de les helder: DLI is niet slechts een getal, maar een evenwichtsoefening tussen meerdere beperkende factoren en de kunde van de teler.

"Rijden op 1.500 µmol is als Formule 1," besluit Theo. "Als je niet ervaren bent, zet je Tesla dan niet meteen in ludicrous-modus. Je bereikt je bestemming ook zo – zonder dat je het gewas onderweg verliest."

Voor meer informatie:
Fluence
fluence-led.com

Gerelateerde artikelen → Zie meer