Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Wie vindt de weg in het labyrint der certificaten?

Tholen - Aan labels en logootjes geen gebrek op de verpakkingen van voedingsmiddelen. Sommige verwijzen naar certificeringen en keurmerken, die voor telers en handelaren steeds meer een noodzaak vormen om in zee te kunnen gaan met de retail, een sector die naar schatting goed is voor 90% van de verkoop van groenten en fruit voor thuisgebruik in Nederland. Certificeringen staan garant voor goede praktijken, maar zijn evengoed een marketingtool. En dat komt ook met een prijs. In dit eerder in vakblad Primeur verschenen artikelen duiken we 'even' in de wereld van GlobalG.A.P., Naturland, IFS en soortgelijken.

Certificaten zijn er in alle vormen en maten. Sommige hebben betrekking op de teeltwijze (of een tomaat biologisch is geteeld, kun je zien aan het label), andere op de voedselveiligheid (denk aan de aanwezigheid van residuen van gewasbeschermingsmiddelen, zware metalen, nitraten of microbiologische besmettingen). Ook of een product voldoet aan de eisen rond milieubeheer, werknemerswelzijn en eerlijke prijzen kan worden aangetoond met door de markt erkende standaarden.

Het 'bos der certificaten'
Bepaalde protocollen zijn heel specifiek (Fairtrade focust op eerlijke handelsvoorwaarden voor telers in ontwikkelingslanden), andere zijn ruim en omvattend (GlobalG.A.P. waarborgt goede teeltpraktijken op het vlak van zowel voedselveiligheid als milieubeheer en werknemerswelzijn). En gezien de veelheid aan labels, is overlap onvermijdelijk. "Sustainably Grown is vergelijkbaar met Rainforest Alliance," aldus een Peruaanse teler. En wat is het onderscheid tussen LEAF en Naturland?

Je kunt zomaar verloren lopen in het 'bos der certificaten', zoveel bomen staan er. En waar de ene klant de beschikking over accreditatie A vereist, vraagt de andere dat je standaard B kunt voorleggen. Vaak hangen de voorkeuren af van land tot land – het duurzaamheidslabel Sustainably Grown wordt vooral gewaardeerd in de Verenigde Staten –, al zijn er ook enkele constanten te ontwaren: wie groenten en fruit op de internationale markt wil afzetten, kan bijna niet om GlobalG.A.P. heen. Bovendien zijn bepaalde standaarden bij wet verplicht: ieder Nederlands bedrijf dat biologische producten wilt produceren, verhandelen of opslaan moet Skal, een protocol gebaseerd op Europese regelgeving, gecertificeerd zijn.

Kostenplaatje
Een certificaat behalen en behouden is bovendien niet gratis. Er moet periodiek (meestal jaarlijks) een vergoeding worden betaald aan een erkend certificeringsbureau – dat de audits uitvoert en het certificaat verstrekt – en aan de certificeringsorganisatie zelf voor de registratie en de licentie. Om aan de gestelde normen te voldoen, zijn bovendien vaak investeringen in fysieke infrastructuur en aanpassingen aan bedrijfsprocessen nodig.

De soms hoge kosten kunnen een flinke last leggen op de bedrijfsresultaten. Of een marktopportuniteit afsnijden, terwijl certificaten net deuren zouden moeten openen. Het is een veelgehoorde klacht bij kleinschalige groente- en fruitbedrijven in minder ontwikkelde landen die naar de Europese markt willen exporteren. Voor toegang tot de Aziatische of Amerikaanse markt lijken er minder sociaal- en milieugerelateerde obstakels op de weg te liggen. Het kan de vraag oproepen of het zinvol is om onze strikte normen zomaar één op één op te leggen aan AGF-bedrijven in economisch minder ontwikkelde landen. Dreigen we geen leveranciers te verliezen aan China en de VS, die bovendien vaak iets dieper in de buidel tasten dan Europeanen? Al krijgt Europa misschien ook een kans op dat vlak, nu Trump een handelsoorlog aan het ontketenen is via invoerheffingen, onder meer voor Mexico.

Opgeheven vingertje
En dreigt de doelstelling van betere levensomstandigheden voor kleinschalige telers en hun werknemers niet te verzanden in een loze belofte als we normen opleggen die slechts met veel moeite en tegen grote kosten behaald kunnen worden? Als tegenover die eisen een voldoende hoge aankoopprijs voor de geleverde producten staat, dan is er, zo hoor je vaak van telers en exporteurs overzee, weinig in te brengen tegen de pretenties van de Europese overheid (wetgeving, denk aan de Green Deal) en privé-sector (certificeringen opgelegd door voornamelijk de retail).

Maar precies daar wringt vaak het schoentje. Tegenover een pakket aan eisen, die ook steeds in aantal en graad lijken toe te nemen, blijft al te vaak een lage vergoeding staan. Al vele jaren lang stelt de Ecuadoraanse bananensector de neerwaartse druk op de prijzen vanuit de Europese retail aan de kaak. Als we als maatschappij niet bereid zijn voldoende geld neer te leggen voor een product dat voldoet aan de milieu- en sociale eisen die we zelf opleggen (voedselveiligheidsnormen staan hierbij buiten kijf, dat spreekt voor zich), moeten we dan niet eerlijk concluderen dat de lat voor de gestelde criteria beter iets lager wordt gelegd? Kun je met de ene hand het vingertje opheffen en tegelijkertijd de andere hand op de knip houden?

In essentie gaat het hier om de herwaardering van een basisproduct – zonder groenten en fruit is het leven niet mogelijk, althans niet een gezond leven – dat in de winkel idealiter tegen een hogere prijs ligt, zodat elke schakel in de toeleveringsketen zijn brood kan verdienen. Eens aan die voorwaarde is voldaan, zullen vermoedelijk weinig groente- en fruitbedrijven bezwaar aantekeningen tegen het voldoen aan welke milieu- en sociale norm dan ook. Voor wat, hoort wat.

Gelijk speelveld?
De kostendruk is trouwens niet alleen een kwestie die in overzeese herkomstlanden speelt, ook telers en handelsbedrijven in Europa zien hun uitgaven verder stijgen. En vaak heeft het te maken met normen opgelegd vanuit sociaal oogpunt of milieuoverwegingen: hogere minimumlonen en een duurder teeltbeheer wegens het uitdijende verbod op gewasbeschermingsmiddelen. In die zin zullen Europese telers de certificeringsdruk precies toejuichen die hun collega's in derde landen voelen. Het creëert immers een iets gelijker speelveld.

Retailers stellen bovendien vaak strengere eisen op het gebied van MRL's, verpakkingen en sociale praktijken dan wat de wetgever voorschrijft, ook voor importproducten. Met andere woorden, uiteindelijk moeten ook bedrijven uit derde landen hun gewasbeschermingsbeleid op orde hebben, als ze aan de Europese retail willen leveren, en moeten ze eventueel ook bepaalde loonnormen in acht nemen. Toch zullen ze, gezien de over het algemeen lagere levensstandaard en voordeligere grondprijzen, in veel gevallen nog steeds een concurrentievoordeel hebben ten opzichte van Europese teeltbedrijven, ondanks de iets hogere vervoerskosten. Enkel een hogere productiviteit kan hier soelaas bieden voor de Europese teler. Of in staat zijn de consument te verleiden tot aankoop van een lokaal geteeld product.

Deal met Mercosur
Het handelsverdrag tussen de EU en Mercosur (Argentinië, Brazilië, Uruguay, Paraguay en Bolivia) kan als voorbeeld dienen voor het creëren van een gelijker speelveld via certificeringen. Het akkoord moet nog goedgekeurd worden door de verschillende lidstaten, maar de Europese Commissie en de vertegenwoordigers van Mercosur hebben hun tekst klaar. Het pact voorziet in de afschaffing van de heffingen op 91% van de Europese export en 92% van de import. In de agrarische sector zijn vooral de veetelers bang voor een Europese markt die overspoeld wordt met goedkoop Zuid-Amerikaans vlees, want op de groente- en fruitmarkt is de concurrentie met Europese telers minder groot vanwege de tegengestelde seizoenen.

Maar – en hier komt de impact van de certificeringen op de proppen – Argentijnse en Braziliaanse leveranciers blijven, in zoverre ze in zee gaan met kopers die strenge eisen stellen, onderhevig aan "exportbeperkingen". Niet geldelijk, maar qua randvoorwaarden. Voor de Europese telers biedt de certificeringseis dus enigszins een reddingsboei in een context waarin alle heffingen – de maatregel bij uitstek ter bescherming van de eigen sector – zijn opgeheven.

Harmonisatie audits
Omdat bedrijven zich soms genoodzaakt zien om meer dan één certificering in de portefeuille te hebben, kan verdere harmonisatie van de audits voor enige verlichting zorgen, zoals bijvoorbeeld al mogelijk is voor het behalen van zowel BRCGS als IFS. "Uniforme audits zouden de administratieve lasten en hoge kosten voor het behalen van meerdere certificeringen verminderen," zei onlangs Antonio Hidalgo, directeur van de Ecuadoraanse bananenexportorganisatie Aebe.

Dat de administratieve lasten en kosten hoog zijn en het behalen en behouden van certificeringen geen eenvoudige opdracht is, bewijst ook het feit dat er specifieke platforms bestaan die bedrijven helpen om orde te scheppen in dit complexe gebeuren. Agriplace, een netwerk dat circa 150.000 telers telt en actief is in meer dan 100 landen, levert als platform voor informatie-uitwisseling binnen de voedselvoorzieningsketen ook diensten op het vlak van certificeringen. Zo helpt het telers bij het voorbereiden van een audit en het verkrijgen van meerdere certificaten tegelijk. Binnen de supply chain maakt het bovendien voor de verschillende spelers (teelt, verpakking, groothandel en retail) inzichtelijk welk bedrijf over welke standaarden beschikt en wat de vervaldatum is.

Ook adviesbureaus spelen in op die behoefte. Arno van der Maden van N&S del Trópico, een adviesbureau dat telers en exporteurs in Latijns-Amerika bijstaat in het voldoen aan de regelgeving van de Europese en Amerikaanse markt, ziet zelfs een mogelijke verzadiging van het certificeringslandschap. "Ik hoop bovendien dat standaarden praktischer worden en dat certificeringsprocessen worden vereenvoudigd," liet hij vorige zomer nog op onze online publicatie optekenen.

Marketingtool
Omdat certificeringen op goede praktijken wijzen, wekken ze vertrouwen op. En omdat ze geloofwaardigheid uitdragen, kunnen ze ook ingezet worden als marketingtool, zowel door de retailer ten opzichte van de consument als door de verschillende schakels in de keten ten opzichte van hun klanten. En waar marketing om de hoek komt kijken – een proces waarin verleiden centraal staat – is de vraag naar het waarheidsgehalte van de claims niet altijd veraf. Denk daarbij aan de EU die bedrijven heeft verboden om de term 'klimaatneutraliteit' te gebruiken als verkoopargument. Het risico op greenwashing – het weglaten van informatie over groene acties, misleidende beloftes doen, overdrijven of liegen – is immers te groot. In die zin zal er bij het voorleggen van certificeringen inzake milieubeheer en sociale normen altijd een spanningsveld bestaan tussen het objectief meedelen van goede praktijken en het intentioneel gebruik ervan om klanten te werven.

Wat de retail betreft, is het toch maar de vraag in hoeverre de verleidingskracht van een certificaat effectief is. Immers, bij losse groenten en fruit – dit is bovendien de weg die de EU voor een groot deel van het AGF-aanbod uitstippelt met als horizon het jaar 2030 – kun je je logo niet kwijt, nog afgezien van het feit dat niet iedere consument weet waar elke standaard precies voor staat.

Certificaten – met name diegene die zich richten op voedselveiligheid – hebben evenwel ook volgende waarde: ze laten de houder ervan toe om zich zoveel mogelijk in te dekken tegen eventuele claims. De risico's worden beperkt. Als je producten betrekt bij een leverancier die op papier kan aantonen dat alle voedselveiligheidsnormen worden gerespecteerd, slaap je net iets geruster. Al biedt een document natuurlijk geen 100% garantie, zoals de blauwe bessenkwestie van vorige maand in de Albert Heijn nog maar eens heeft aangetoond. Op een certificaatsdocument kan een controlebureau dan ook verklaren dat het "gerechtvaardigde vertrouwen" bestaat dat de activiteiten en processen van het bedrijf voldoen aan de van toepassing zijnde eisen en voorwaarden van de desbetreffende standaard. Het blijft om "vertrouwen" gaan.

Optimaliseren bedrijfsprocessen
En zo heeft elke schakel in de keten zijn eigen specifieke redenen om de certificatenportefeuille op orde te hebben. Voor telers beuken ze niet alleen de toegangspoort open tot nieuwe markten of klanten (al kun je dit ook negatief formuleren: heb je een bepaald certificaat niet, dan word je uitgesloten van een bepaalde markt), ze zijn ook een hulpmiddel om het teeltbeheer te optimaliseren. Niet zelden worden bedrijfsprocessen efficiënter georganiseerd, met positieve gevolgen voor de financiële resultaten, door de wijzigingen door te voeren die noodzakelijk zijn voor het behalen van een certificaat. In die zin wordt een verplichting een kans.

Hierna volgt een poging tot indeling van het certificatenaanbod en een onvolledig overzicht van de voor de Nederlandse en Belgische AGF-sector meest relevante standaarden op de markt. Het is een kluwen en dus dringt de vraag zich op of er geen vereenvoudiging mogelijk is. Aangezien de Europese wetgeving en die van de EU-lidstaten afzonderlijk steeds strenger worden (al lijkt daar de laatste tijd een kentering in te komen, zeker wat het milieu-aspect betreft), valt het eigenlijk te verwachten dat de accreditatie van de naleving van de wet op zich deels de plaats zal innemen van private certificaten. Denk daarbij aan de Franse en Europese verpakkingswet of wetgeving in Duitsland rond ketencontrole omtrent kinderarbeid. Maar als die vereenvoudiging zich doorzet, krijgt dan ook niet het verdienmodel van controlebureaus en certificeringsorganisaties een knauw en verliezen telers en handelaren dan geen unique selling point? Een medaille heeft altijd twee kanten.

Dit artikel verscheen eerder in editie 2, 39e jaargang van Primeur. Zie hiervoor www.agfprimeur.nl.

Gerelateerde artikelen → Zie meer