Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Meer Macrolophus in auberginekas dankzij voerstrategie

De roofwants Macrolophus pygmaeus is een belangrijke biologische bestrijder in de teelt van aubergine omdat deze generalistische predator veel verschillende plaagorganismen op zijn menu heeft staan: witte vlieg, spint, rupsen, mineervlieg en bladluis. Juist deze plagen willen auberginetelers zo goed mogelijk beheersen, tijdens de gehele teelt. De opbouw van Macrolophus verloopt niet altijd goed, wat een flink risico voor de teelt is. Daarom is in een praktijkpilot in het project Kas als Ecosysteem gekeken of het aanbieden van alternatief voedsel Ephestia eieren en Artemisia cysten een positief effect heeft op de ontwikkeling van deze roofwants. Jeannette Vriend van Glastuinbouw Nederland geeft een update.

Op een teeltlocatie, Van Duijn De Jong Aubergines, in Oosterland, wordt op een locatie van twee ha Macrolophus volgens standaardregime zonder bijvoerstrategie uitgezet. Op een tweede locatie, met vergelijkbaar ras, plantdatum, teeltregime een bijvoerstrategie wordt met een zogenaamde bijvoerstrategie gewerkt. Hierbij zijn representatieve rijen geselecteerd waarin de Macrolophus wordt ingezet.

Tussentijdse resultaten
De Macrolophus is in week negen en tien ingezet, in zowel kas twee als drie. Voor beide kassen geldt dat er twee Macrolophus per meter is ingezet. In kas drie is daarna de eerste zes weken gevoerd in de voerrijen met Ephestia (entofood) en daarna volvelds met Artemisia (artefeed). In week 12 waren de eerste resultaten van het bijvoeren reeds zichtbaar. In kas drie (daar waar gevoerd is) zijn duidelijk meer Macrolophus per plant aanwezig dan in kas twee. Dit kwam vooral tot uiting in de voerrijen waar structureel hogere aantallen geteld werden. Macrolophus is ook goed zichtbaar aanwezig in de voerrijen. Eerst alleen adulte en later ook veel meer nimfen. In onderstaande grafiek is goed te zien hoe de populatie in beide kassen verloopt. Nu 12 weken na inzet zitten de onderzoekers reeds op een gemiddelde van meer dan tien per plant.

Monitoring op roofwants en plaagorganismen en tijdsbelasting
Om te concluderen dat deze bijvoermethode ook een meerwaarde heeft voor de langere termijn, is het uiteraard de bedoeling de opbouw van de plaagorganismen én de Macrolophus nog langere periode te volgen. Hierbij wordt bij deze teler gebruik gemaakt van het Natutec systeem. Ook wordt een viertal keer een spoelmonster uit de pilotproef geanalyseerd, om ondersteunende monitoringgegevens te krijgen. Uren die deze bijvoerstrategie kost, worden ook goed in kaart gebracht. Zodat ook dit aspect meegewogen kan worden over een uitspraak of deze bijvoerstrategie inderdaad effectief is.

Auberginetelers zelf intensief betrokken bij deze pilot
Hoe mooi is het om een grote pilot echt in de praktijk uit te voeren. Uiteraard is er breed draagvlak vanuit de gewasgroep aubergine voor dit bijvoerconcept, aangereikt door Koppert. Hoewel het teeltbedrijf, waar de pilot wordt uitgevoerd zelf het meeste leert, zijn de resultaten uiteindelijk voor alle telers beschikbaar.

Financiering van deze pilot
De pilot wordt uitgevoerd in het kader van het programma Kas als Ecosysteem en wordt gefinancierd uit het praktijkprogramma Plantgezondheid en stichting Kennis in je Kas (KIJK).

Bron: Glastuinbouw Nederland

Publicatiedatum: