Tholen - Europa heeft meer dan 530 miljoen consumenten en is goed voor ruim 60 miljard euro, oftewel ruim 40% van de handelswaarde van verse groenten en fruit in de wereld. Nederland en België zijn top 10 landen in die wereldwijde import en export van verse groenten en fruit. De versketen in de EU wordt gestuurd door de inkoopmacht van de supermarkten. Supermarkten zijn de afgelopen decennia met goedvinden van mededingsautoriteiten vergaand geconsolideerd.
Deze consolidatie heeft geleid tot enorme (inkoop)macht van supermarkten in de keten. Ondanks bezwaren en onderzoeken accepteren mededingsautoriteiten de positie van de supermarkten. Boeren, (glas)tuinders en groothandel trachten hun positie te versterken door samenwerking, fusie en/of ketenverkorting. Dat leidt regelmatig tot discussies met diezelfde mededingsautoriteiten. En meer dan eens tot kartelboetes.
Recent heeft de Belgische mededingsautoriteit echter de overname van de Belgische Fruitveiling door het eveneens Belgische BelOrta goedgekeurd. De ingangsdatum was 1 oktober 2023. De mededingsautoriteit zag geen overwegende bezwaren omdat beide partijen producten aan exporterende en importerende bedrijven, retailers, handelaren en verwerkende industrie verkopen. Gezamenlijk hebben deze bedrijven ruim 1.300 leden/telers en bijna 600 miljoen euro omzet.
Maar er is veel meer aan de hand. Het Nederlandse FruitMasters en de Belgische Coöperatie Hoogstraten hebben vorige maand aangekondigd nader onderzoek te doen naar een fusie of vergaande samenwerking. Deze combinatie gaat dan bestaan uit ongeveer 500 leden/telers en heeft een omzet van 670 miljoen euro. Het aanbod van beide bedrijven vult elkaar goed aan. Hoogstraten was recent nog in gesprek met de Belgische veiling REO over een fusie, maar deze fusie ketste af. Hoogstraten kiest nu een andere aanpak door meerdere vormen van samenwerking te onderzoeken. Nu wordt gesproken over een ‘grensoverstijgend bronplatform’.
Ook in Nederland vinden momenteel gesprekken plaats over vergaande samenwerking tussen leden van de Nederlandse Federatie Vruchtgroenten Organisaties (FVO) en worden oriënterende gesprekken gevoerd met andere afzetorganisaties buiten Nederland en België. Doel is primair om de positie van boeren en (glas)tuinders te versterken ten opzichte van supermarkten.
De Europese Commissie beloont vergaande samenwerking tussen boeren en (glas)tuinders met extra EU-steun in de vorm van SIG&F-subsidie (voorheen GMO). Idealiter leidt samenwerking tot een internationale unie van producentenorganisaties. Onder andere FruitMasters heeft ervaring met een unie van producentenorganisaties in België. Het was namelijk tot 2013 aangesloten bij Exceptional Fruit Company (EFC) en kreeg GMO uit België. Die bundeling ging met name over nieuwe rassen, niet over gezamenlijke handel en verkoop.
Inkoopmacht van supermarkten
Al jarenlang ligt de macht in de (vers)keten bij de supermarkten. De verdeling van de brutomarges als percentage van de consumentenprijs laten dat ook zien; voor de tomaten, peren en aardappelen is de supermarktmarge volgens recent onderzoek tussen de 30% en 37% en de brutomarge van de handel/verwerking rond de 30%. Bij de uien is de marge voor de supermarkt juist het grootst met 51%. Supermarktketens kiezen echter regelmatig voor een lagere brutomarge vanwege promotie- of concurrentieoverwegingen. Dat maakt vergelijkingen maken ingewikkeld.
Over het algemeen wordt de marge als volgt verdeeld:
- Boeren en (glas) tuinders of telers ontvangen meestal het kleinste deel van de marge, omdat zij te maken hebben met hoge productiekosten, minder efficiëntie, weersrisico’s en uitwisselbaarheid;
- De groothandel koopt de producten rechtstreeks van de producenten en verkoopt ze aan retailers, zoals supermarkten en speciaalzaken. De groothandel ontvangt meestal een iets hogere marge dan de producenten, omdat zij kosten maken voor transport, opslag en distributie. Deze marge van de groothandel staat onder druk door ketenverkorting;
- Supermarkten en foodservice kopen de groenten en fruit van de groothandel en verkopen ze aan consumenten. Retailers ontvangen vaak de grootste marge in de keten, omdat zij hun inkoopmacht benutten en kosten maken voor personeel, huur van winkelpanden, marketing en voedselbederf. Supermarkten realiseren een margeniveau van 20% tot 40% op AGF-producten. Dit betekent dat de verkoopprijs van een AGF-product gemiddeld 20% tot 40% hoger is dan de inkoopprijs.
Er zijn verschillende factoren die de inkoopmacht van supermarkten en de positie van de producenten in de versketen beïnvloeden, zoals de marktstructuur, de concurrentie, de wetgeving, de keurmerken, de consumentenvraag en de maatschappelijke druk. Een bron die kritisch is over de inkoopmacht van supermarkten is het Europese Economische en Sociale Comité (EESC), dat in 2019 een advies uitbracht over de oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. Het EESC stelde dat de grote supermarktketens in Europa een oligopolie vormen, dat leidt tot marktontregeling en verval van de agrarische voedselsector.
Het EESC beschuldigde de supermarkten van het opleggen van lage prijzen, lange betalingstermijnen, eenzijdige contractwijzigingen, onredelijke eisen en onevenredige risico’s voor de boeren en (glas)tuinders. Met als gevolg beperkte winstgevendheid en niet of nauwelijks financiële ruimte om te verduurzamen en te innoveren. Het EESC pleitte voor een betere regulering en handhaving op Europees niveau om de oneerlijke handelspraktijken te bestrijden en de positie van de boeren en kleine bedrijven te verbeteren.
Sommige bronnen wijzen op het misbruik van de inkoopmacht van supermarkten, terwijl andere bronnen de voordelen van de inkoopmacht voor de verduurzaming van de sector benadrukken.
Wat zijn de feiten?
In Nederland hebben Albert Heijn en Jumbo samen een marktaandeel van ruim 50% en wanneer inkoopcombinatie Superunie en Aldi en Lidl worden meegeteld kom je bijna op 100%. In de rest van de EU is de situatie min of meer vergelijkbaar. Theoretisch gezien is in deze gevallen sprake van een oligopolie: weinig aanbieders die een groot deel van de markt in handen hebben met min of meer vergelijkbare producten. Een markt wordt ook als oligopolie beschouwd als de concentratiegraad van de 4 grootste aanbieders meer dan 70% bedraagt. In veel Europese landen en zeker in Nederland is dat feitelijk het geval.
In de levensmiddelenhandel draait veel om inkoopmacht. Zes van de tien grootste supermarktketens in Europa zijn lid van tenminste één van de zes grote Europese inkoopcombinaties. Die richten zich vooral op verpakte levensmiddelen, waaronder huismerken.
Een bron die positiever is over de inkoopmacht van supermarkten is Stichting Milieukeur (SMK). SMK stelde dat de inkoopmacht van supermarkten voor- en nadelen biedt voor de verduurzaming van de sector. Aan de ene kant kunnen supermarkten het maatschappelijk streven naar verduurzaming vertalen naar bovenwettelijke inkoopeisen op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen, dierenwelzijn, biodiversiteit, emissies en verpakkingen.
Aan de andere kant kunnen supermarkten ook de verduurzaming in de weg zitten door zo scherp op prijs te onderhandelen met de boeren en telers, waardoor de toegevoegde waarde in de keten niet eerlijk wordt verdeeld. SMK pleitte voor een betere samenwerking en transparantie in de keten, en voor een overheidsingrijpen om een meerprijs voor duurzame producten te garanderen. True Pricing wordt dan ook door SMK gepromoot. Zover lijken de supermarkten momenteel niet te willen gaan.
Europese Commissie (EC) geeft beperkt ruimte voor kartelvorming
Het doel van het mededingingsrecht is om effectieve concurrentie te garanderen door middel van een verbod op gedragingen die eerlijke concurrentie in de weg staan. Voorbeelden hiervan zijn het kartelverbod, het misbruikverbod en controles op de naleving van de Europese mededingingsregels.
Waar supermarkten jarenlang ruimte kregen om op te schalen, samen te werken en te fuseren kregen boeren en (glas)tuinders weinig ruimte van mededingingsautoriteiten. Sinds kort biedt de EC-vrijstelling voor kartelvorming meer ruimte voor samenwerking tussen boeren en (glas)tuinders, verwerkers en handelaren om duurzaamheidsdoelen te bereiken. De EC wil de versketen versneld verduurzamen en accepteert dat (keten)samenwerking nodig is om dit proces te bewerkstelligen.
De gewenste verduurzaming omvat o.a. het verbeteren van de milieunormen en dierenwelzijnsnormen. Deze vrijstelling moet ook leiden tot meer innovatie, efficiëntie en transparantie in de versketen en tot een betere afstemming van vraag en aanbod. Deze vrijstelling is feitelijk een trendbreuk.
Tegengaan van kartelvorming in de versketen is altijd onderwerp van gesprek geweest. En niet zonder reden. In het recente verleden hebben namelijk diverse voorbeelden van kartelvorming in de AGF in Europa de media bereikt.
Een recent voorbeeld is de boete van 20 miljoen euro die de EC heeft opgelegd aan Conserve Italia, een coöperatie van groente- en fruitproducenten, wegens deelname aan een kartel voor de levering van bepaalde soorten groenteconserven aan retailers en/of foodservicebedrijven in de Europese Economische Ruimte. Dit kartel duurde meer dan 13 jaar en omvatte ook bedrijven als Bonduelle, Coroos en Groupe CECAB, die in 2019 een schikking met de EC hebben getroffen.
Een ander voorbeeld is de vermeende kartelvorming van rederijen die vers fruit vervoeren vanuit Zuid-Amerika naar Europa. Volgens sommige fruitimporteurs hebben de rederijen hun tarieven extreem verhoogd, hun transittijden verlengd en hun service verslechterd, waardoor de kwaliteit en de prijs van het fruit worden beïnvloed¹. De fruitimporteurs beschuldigen de rederijen van misbruik van hun marktmacht en vragen om een onderzoek van de autoriteiten.
Een derde voorbeeld is het kartel van bananenimporteurs, dat in 2008 door de EC werd ontdekt en beboet. Het kartel bestond uit Chiquita, Dole en Weichert, die onderling prijsafspraken maakten voor de invoer van bananen in acht EU-lidstaten, waaronder Nederland, België, Duitsland en Frankrijk. Het kartel duurde van 2000 tot 2002 en had als doel de concurrentie op de bananenmarkt te beperken en de prijzen kunstmatig hoog te houden. De EC legde een totale boete van ruim 60 mln euro op aan genoemde ondernemingen.
Een vierde voorbeeld dateert uit 2003 toen in Nederland een kartel ontdekt werd waarbij grote aardappelverwerkers prijsafspraken maakten en de markt onderling verdeelden. Dit kartel had invloed op de prijzen van aardappelproducten, zoals friet, chips en puree. De mededingsautoriteit legde boetes op aan de karteldeelnemers.
Een vijfde voorbeeld is het aardappelkartel: in 2015 ontdekte de ACM dat verschillende aardappelverwerkers in Nederland afspraken hadden gemaakt over prijzen en productievolumes. Dit kartel zorgde ervoor dat de aardappelprijzen kunstmatig hooggehouden werden.
Een zesde voorbeeld komt uit België toen in 2005 een soortgelijk kartel werd ontdekt in de aardappelverwerking. Verschillende aardappelverwerkers maakten afspraken over de prijzen van aardappelproducten en de verdeling van de markt. Ook zij werden beboet door de Belgische Mededingingsautoriteit.
Een zevende voorbeeld komt uit de tuinbouw. In 2005 werd in Nederland een groot kartel in de tuinbouwsector ontdekt. Verschillende handelaren en veilingen maakten onderling afspraken over prijzen en marktverdeling. Dit kartel had invloed op de prijzen van diverse groenten en fruit, waaronder tomaten, paprika’s en komkommers.
Een achtste voorbeeld betreft het zilveruienkartel: in 2012 hebben mededingingsautoriteiten vastgesteld dat ondernemingen die zilveruien telen en verwerken het Nederlandse en Europese kartelverbod hadden overtreden door afspraken te maken over het maximaal in te zaaien areaal aan zilveruien. De NMa heeft voor deze overtreding boetes opgelegd van in totaal ruim 9 miljoen euro.
Naast kartelvorming in de aardappelverwerking heeft er ook kartelvorming plaatsgevonden in de groenten- en fruit verwerkende industrie in Nederland en België. In 2013 ontdekte de ACM dat er prijsafspraken werden gemaakt tussen de grootste fruitverwerkers in Nederland.
Deze afspraken hadden betrekking op de prijzen van vruchtensap en fruitpuree. Ook hier legde de ACM-boetes op aan de karteldeelnemers.
Kartelvorming ligt dus al decennia onder een vergrootglas! Wat is eigenlijk kartelvorming? Bij kartelvorming spreken bedrijven af dat zij niet met elkaar concurreren. Dit is ongunstig voor de concurrentie en daarmee voor de consument, de sector en de economische groei. Daarom zijn kartels verboden. De gevolgen van kartelvorming kunnen groot zijn: de prijs blijft door onderlinge afspraken te hoog, bedrijven hoeven zich niet te onderscheiden op basis van kwaliteit, bedrijven krijgen geen prikkels om uit te breiden of aan te passen, etc.
De mededingingsautoriteiten gaan alleen akkoord met samenwerking of fusie als consumenten niet worden benadeeld. Op het gebied van duurzaamheid is mede daarom sinds eind 2021 vrijstelling van het kartelverbod mogelijk. Deze vrijstelling is echter beperkt en voorwaardelijk. Bovendien is deze vrijstelling alleen van toepassing op het Europese kartelverbod en niet op nationale mededingingsregels.
Genoemde vrijstelling kan ook gevolgen hebben voor de bevoegdheid van de ACM en de EC. Zij kunnen de vrijstelling controleren, interpreteren, toepassen of intrekken, afhankelijk van de omstandigheden. Zij kunnen adviezen of besluiten uitbrengen om de partijen meer duidelijkheid te bieden over de toelaatbaarheid van duurzaamheidsinitiatieven. Zij zullen echter ook optreden tegen misbruik of schending van de vrijstelling en waar nodig sancties opleggen. Het is een eerste en belangrijke stap van mededingsautoriteiten om de machtsverschillen in de versketen te verkleinen.
Vrijstelling van kartelvorming is, zoals aangegeven, onder bepaalde condities en voorwaarden mogelijk. Voor MKB-bedrijven bestaan heldere richtlijnen. Voor grotere bedrijven gelden andere richtlijnen. Als echter van een vrijstelling gebruik kan worden gemaakt, is toetsing aan het kartelverbod niet meer nodig. Dat scheelt marktpartijen veel tijd en kosten. Op gebied van duurzaamheid kan dat nu dus. Duurzaamheidsinitiatieven kunnen namelijk onder het huidige beleid zelfs toelaatbaar zijn als deze leiden tot een (consumenten)prijsstijging en maakt het mogelijk om (inter)nationale en sectorbrede duurzaamheidsinitiatieven in de versketen te ontplooien.
Dit brengt met zich mee dat de duurzaamheidsvrijstelling zowel van toepassing is bij een afspraak tussen concurrerende land- en (glas)tuinbouwproducenten (horizontale afspraak) als bij een afspraak tussen boeten en (glas)tuinders en supermarkten (verticale afspraak). Voor een afspraak tussen concurrerende producenten dienen minimaal twee boeren en (glas)tuinders betrokken te zijn. Bij een afspraak tussen bedrijven uit verschillende niveaus van de landbouw- en voedselvoorzieningsketen moet er altijd minimaal één boer of (glas)tuinder betrokken te zijn.
Een duurzaamheidsafspraak kan zelfs nadelig zijn voor de concurrentie. Vandaar de vrijstellingsmogelijkheid. Bijvoorbeeld omdat de prijzen hoger worden, de kwaliteit verslechtert of er minder keuze is voor afnemers, mits de (duurzaamheids)voordelen groter zijn dan deze nadelen.
De samenwerkende partners moeten kunnen laten zien dat de duurzaamheidsafspraak voldoet aan vier voorwaarden: de afspraak moet efficiëntievoordelen opleveren, waaronder duurzaamheidsvoordelen, dat het noodzakelijk is om de (duurzaamheids)voordelen te behalen, afnemers een eerlijk deel ontvangen van de gerealiseerde voordelen en/of genoeg concurrentie overblijft.
De recent aangekondigde fusies en samenwerkingsverbanden in de groenten en fruit lijken mede door genoemde kartelvrijstelling versneld te zijn. Mijn verwachting is dat de komende periode meer (internationale) fusies en samenwerkingsverbanden in AGF volgen.
Wat zijn voor- en nadelen van de aangekondigde fusies in de groenten- en fruitsector?
Naast ruime mogelijkheden van mededingingsautoriteiten kunnen afzetorganisaties in de land- en tuinbouw zelf ook het initiatief voor samenwerking of fusie nemen. Verdere professionalisering en hogere efficiëntie is noodzakelijk om concurrerend te blijven.
Actueel zijn twee aangekondigde fusies of in ieder geval vergaande samenwerkingsverbanden. De fusie tussen de Belgische Fruitveiling en Belgische BelOrta is definitief beklonken en de fusie tussen FruitMasters en Hoogstraten wordt nader onderzocht. Los daarvan worden op dit moment meerdere samenwerkingsmogelijkheden in Nederland, België en binnen de EU besproken. Wat zijn op hoofdlijnen de gevolgen van bijvoorbeeld de mogelijke fusie tussen Fruitmasters en Hoogstraten voor de fruitsector?
- Toegenomen marktmacht: Door de fusie ontstaat er een grotere en professionelere speler in de markt, wat kan leiden tot een meer gelijkwaardige ketenpositie. De toegenomen marktmacht kan FruitMasters-Hoogstraten in staat stellen om gunstigere voorwaarden te bedingen bij bijvoorbeeld leveranciers of afnemers;
- Hogere concurrentiedruk: Aan de andere kant kan de fusie ook leiden tot een toegenomen concurrentiedruk binnen de sector. Doordat FruitMasters-Hoogstraten sterker wordt, kan dit andere spelers in de markt stimuleren om ook groter en sterker te worden om concurrerend te blijven. Op termijn zal verdere professionalisering en schaalvergroting voor aangesloten boeren en (glas)tuinders kunnen leiden tot een meer evenwichtige ketenpositie;
- Vermindering van het aantal spelers op de markt: Fusies kunnen leiden tot een vermindering van het aantal spelers op de markt. In dit geval betekent de fusie tussen FruitMasters en Hoogstraten dat er één speler minder is. Dit kan gevolgen hebben voor de dynamiek in de markt en de onderhandelingspositie van partijen. De uitwisselbaarheid van boeren en (glas)tuinders wordt in theorie minder;
- Verbeterde productie- en distributie-efficiëntie: Fusies kunnen leiden tot schaalvoordelen en verbeterde efficiëntie in de productie- en distributieprocessen. Het samenvoegen van de activiteiten van FruitMasters en Hoogstraten kan bijvoorbeeld leiden tot gezamenlijke investeringen in technologie en infrastructuur, waardoor de kosten kunnen worden verlaagd. Het is een uitdaging om deze schaalvoordelen ook daadwerkelijk te realiseren.
- Verandering in marktstructuur: De fusie kan ook leiden tot een verandering in de marktstructuur. Als gevolg van de fusie kan de markt bijvoorbeeld meer geconcentreerd worden, met FruitMasters-Hoogstraten als meer dominante speler. Dit kan invloed hebben op de onderlinge concurrentie en de prijsdruk in de markt.
Samenvattend
De inkoopmacht van de supermarkten blijft ondanks de voorgenomen fusies in de versketen onverminderd groot. Supermarkten vormen in theorie een oligopolie. De EC geeft aan boeren en (glas)tuinders om op duurzaamheidsgebied kartelvorming, binnen grenzen, ruimte te geven. Dit geeft boeren en (glas)tuinders blijkbaar een impuls, gelet op de in dit artikel aangekondigde fusies. De grootste afzetorganisatie van boeren- en (glas)tuinders in AGF heeft nog ‘maar’ een omzet van ongeveer 1 miljard euro.
Het omzetaandeel en vloeroppervlakte van AGF bij een gemiddelde supermarkt bedraagt ongeveer 10% en groeit. AGF is voor menig supermarkt wel het visitekaartje. Alleen in Nederland bedroeg de totale supermarktomzet ruim 46 mld euro. Alleen al in Duitsland realiseren de grootste vier supermarkten een omzet van ruim 170 mld euro. Deze omzetcijfers geven al een indicatie van de machtsverhoudingen in de keten.
In mijn ogen is er in de versketen nog heel veel ruimte voor consolidatie en samenwerking. Het is echter geen garantie op succes! De ketenmacht van de boeren en (glas)tuinders zal alleen versterkt worden mits de samenwerking leidt tot verdere professionalisering, meer efficiënt en vraaggericht produceren, klantgericht verpakken en jaarrond leveren, waardoor een hogere marge voor boeren en (glas)tuinders kan worden gerealiseerd. Dat is in de praktijk nog niet zo eenvoudig.
Het effectief, efficiënt en vooral duurzaam rendabel organiseren van een fusiebedrijf vergt andere capaciteiten en competenties van de bedrijfsleiding. De inkoopmacht van supermarkten is een feit, maar boeren en (glas)tuinders hebben zelf ook een opdracht om meer evenwicht in de keten te realiseren!
Dit artikel verscheen eerder in editie 12, 37e jaargang van Primeur. Zie hiervoor www.agfprimeur.nl.