Het gemiddeld aantal oorwormen per teeltbedrijf over de jaren heen is variabel. Voor deze variatie zijn geen oorzaken bekend. Dat blijkt uit het onderzoek "Kennis en inzichten uit vier jaar onderzoek aan
de inpassing van functionele agrobiodiversiteit in teeltsystemen" van de WUR. Een goede drainage van het perceel en het achterwege laten van gewasbeschermingsmiddelen die nadelig voor oorwormen zijn, zijn maatregelen die de teler kan nemen. De onderzoekers concluderen dat de toegepaste maatregelen ter verbetering van de toplaag van de bodem de telers geen geschikt instrument bieden om het aantal oorwormen gericht te verhogen.
Zweefvlieglarven
Het is niet uit te sluiten dat de gift van organische mesten op lange termijn het bodemleven en de bodemstructuur positief beïnvloedt en via een betere waterdoorlaatbaarheid aan een verbetering van de leefomstandigheden van de oorworm bijdraagt. Uit het onderzoek blijkt eveneens dat er minder trips op een plant zitten naarmate er meer planten bezet zijn met zweefvlieglarven. Het is dus waardevol op in te zetten op het stimuleren van de aanwezigheid van zweefvlieglarven. Alertheid blijft geboden, zeker in warme periodes, als de ontwikkelingssnelheid van trips sterk toeneemt.
Het hele rapport van de WUR is hier te lezen.