Mensen die in de stad wonen hebben voldoende toegang tot calorierijk, maar voedingsstofarm voedsel. Om een gezondere levensstijl te kunnen hanteren, hebben ze echter groenten en andere voedingsstofrijke voedselproducten nodig volgens de Deense econoom Per Pinstrup-Andersen. Volgens hem is het daarom tijd dat vertical farming serieus genomen gaat worden.
Met dit in het achterhoofd besloten wetenschappers van Rensselaer Polytechnic Institute (RPI) en Cornell University om de voedingswaarde van boerenkool te onderzoeken en daarbij gewassen die in open veld, kassen en indoor teeltomgevingen worden geteeld met elkaar te vergelijken.
Tijdens de laatste Ag Science Cafe presenteerden Dr. Neil Mattson (Cornell) en Dr. Marianne Nyman (RPI) hun resultaten.
Ooggezondheid
Bladgroenten zijn een belangrijke bron van proteïne, voedingsvezels, vitaminen en mineralen. Vitamine A bevat carotenoïden, die in de zogenaamde violaxanthinecyclus worden geproduceerd. Afhankelijk van de lichtcondities wordt het violaxanthinepigment in gewassen omgezet in antheraxanthine, wat weer kan worden omgezet in zeaxanthine als de lichtcondities voordelig zijn.
Als dit een beetje te veel klinkt als wetenschappelijk onderwijs, dan volgt hier een praktisch voorbeeld van Marianne waarom dit belangrijk is.
"Zeaxanthine en luteïne spelen een belangrijke rol in het verminderen van leeftijdgerelateerde maculadegeneratie, een oogziekte waarbij het gezichtsvermogen steeds verder achteruitgaat. Omdat deze twee stoffen van nature niet in het menselijk lichaam worden geproduceerd is het belangrijk dat deze door middel van voeding het menselijk lichaam binnenkomen."
Boerenkool is een uitstekende bron van luteïne en zeaxanthine. "Als er dus meer van die stoffen in boerenkool zitten kan dit bijdragen aan de menselijke gezondheid."
Zou indoor teelt van boerenkool daaraan bijdragen? Dat is wat Marianne en Neil wilden ontdekken.
Drie variëteiten, drie seizoenen
In het experiment werden er drie verschillende variëteiten boerenkool gebruikt: Toscano, Redbor en Winterbor, die elk in open veld, in een kas en in een kweekruimte werden geteeld in een periode van drie teeltseizoenen. De onderzoekers analyseerden twee monsters van hetzelfde blad, met meerdere controleplanten om de gehaltes violaxanthine, luteïne, chlorofyl A en chlorofyl B te controleren.
Resultaten
Bij het delen van de resultaten merkte Marianne op dat de boerenkool uit de kweekruimte een lager gewicht had. Dat ligt waarschijnlijk aan het feit dat de lichtintensiteit daar lager was en er minder ruimte beschikbaar was voor de planten.
Dit is ook terug te zien in de hogere gehaltes violaxanthine. Deze stof wordt geproduceerd met weinig licht, terwijl zeaxanthine wordt geproduceerd met veel licht. Ook werden er hogere gehaltes luteïne gevonden in de boerenkool uit de kweekruimte. Volgens Marianne komt dit door het onderste bladoppervlak en het gewicht.
Voor de carotenoïdegehaltes benadrukt Marianne dat Toscano een andere structuur heeft en een andere samenstelling. Over het algemeen presteerde de boerenkool in de kweekruimte beter qua carotenoïden en waren de andere teeltmethoden gelijk aan elkaar.
In een aparte proef werden 14 boerenkoolvariëteiten geteeld in een kas. Neil zegt dat het gewicht varieerde van 500 tot 140 gram. Daarbij hadden de grootste variëteiten niet het hoogste carotenoïdegehalte. Interessant genoeg was er op basis van variëteit een tweevoudig verschil in het carotenoïdegehalte. De keuze voor een variëteit is dus belangrijk voor de indoor teelt.
Hij sloot af met de boodschap dat er nog steeds veel ruimte is voor toekomstig onderzoek: een ander onderzoek kan bijvoorbeeld kijken naar de tijd na het oogsten, om te zien wat het effect is van de koudeketen en extra tijd op de voedingswaarde.