Een producent van tomatenzaden vist achter het net bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. In 2017 vond hij pepinomozaïekvirus in tomatenplanten. Naar de oorzaak van deze besmetting wordt geen onderzoek gedaan.
Eerder vond de veredelaar dat de schuld van de besmetting bij de zaadteler zit, maar die denkt op zijn beurt dat de oorzaak ligt bij de plantenkweker. Daarom verzocht de zaadteler het ministerie van LNV om onderzoek te doen naar de kwekerij waar de planten vandaan kwamen en handhavend op te treden. Maar, zo vindt het ministerie en, zo besluit ook het CBB, ook al zou de zaadteler de besmette planten van de plantenkweker hebben gekregen, dan nog is er geen directe relatie tussen die twee (geen rechtstreeks belang) en daarom zal er niemand handhavend optreden tegen de plantenkweker.
In de zaak voert de zaadteler onder meer aan dat als het misgaat bij de plantenkweker, zij alle planten moeten ruimen, ook die van andere plantenkwekers vandaan komen. Met alle financiële gevolgen van dien. De zaadteler vindt ook dat hij een andere positie inneemt dan andere tomatenplantenkwekers, die tomatenplanten of tomaten produceren. “Tomatenkwekers mogen vaccineren tegen PepMV, maar een zaadkwekerij moet absoluut virusvrij produceren. Daardoor worden wij zwaarder getroffen dan andere tomatenkwekers.” De argumenten van de zaadteler mogen niet baten. Het CBB geeft het ministerie gelijk: de zaadteler is en blijft niet direct belanghebbende.