Struikboerenkool
vormt een vrij lange stengel en wordt van begin september tot februari geoogst voor de verse consumptie. In maart gaan de planten doorschieten en ze komen daarna in bloei. Voor de herfstteelt wordt er begin mei tot begin juni gezaaid en van half juni tot half juli uitgeplant. Voor de winterteelt wordt er begin juni tot begin juli gezaaid en van half juli tot begin augustus uitgeplant op 65 x 50 cm. Als ze groot genoeg zijn worden ze weer opgevist en naar de mosselpercelen in de Oosterschelde bijht ‘verwateren’.Dwergboerenkool
wordt voor de industrie geteeld en geoogst van half september tot begin november, omdat deze boerenkool niet tegen vorst kan. Dwergboerenkool mag geen lange stengel maken, omdat de boerenkool afgemaaid wordt. Ook moeten de bladeren dunne stelen en een dunne middennerf hebben. Daarom worden hier rassen gebruikt die min of meer een rozet vormen. Bij dwergboerenkool is er alleen een herfstteelt. Er wordt ter plaatse van half juni tot eind juli gezaaid met een rijafstand van 25 cm.Rassen
Van oudsher zijn er de struikboerenkoolrassen 'Westlandse herfst', 'Westlandse winter' en 'Westlandse Halfhoge Fijngekrulde'. 'Westlandse herfst' heeft fijner gekruld blad dan 'Westlandse Winter', maar kan niet tegen vorst. Daarnaast zijn er hybridenrassen beschikbaar gekomen. Boerenkool kan niet alleen aangetast worden door rupsen van o.a. het Groot koolwitje en het Klein koolwitje, maar ook door de melige koolluis en soms zelfs ook door witte vlieg. Verder kan bladvergeling optreden door aantasting van de schimmel valse meeldauw. Ook kan boerenkool aangetast worden door de bacterievlekkenziekte. Bij langdurige sneeuw kunnen houtduiven veel schade veroorzaken, doordat ze de kop uit de plant vreten en de planten met uitwerpselen besmeuren.Bron: Nieuwsbrief Freshweb.nl