Eind 2009 mogelijk gezondheidsclaims op tuinbouwproducten
Niet gebruikelijk zijn ze, gezondheidsclaims op groente en fruit. Is het niet omdat groente en fruit altijd al als gezond worden gezien, dan is het wel omdat het opzetten van een dergelijke claim tijdrovend en duur is. Toch ziet de tuinbouwsector kansen. Kansen voor claims én kansen voor verkoop. Het platform BF3, waarin telers en ketenpartners samenwerken, ondersteunt de tuinbouw met het op de markt brengen van vérse functionele voedingsmiddelen: groente- en fruitproducten met stoffen die een positief effect kunnen hebben op de gezondheid, boven op de normale voedingswaarde.
Het project loopt sinds 2007. BF3 brengt bedrijven bijeen om klinisch wetenschappelijk onderzoek uit te voeren en treedt op als intermediair tussen de wetenschap en het bedrijfsleven. Ook adviseert BF3 de drie deelnemende tuinbouwbedrijven Koppert Cress, Valstar Holland en Eminent Food uit gemeente Westland op het gebied van communicatie. ‘Consumenten zitten niet
te wachten op zware gezondheidsclaims als ‘helpt tegen kanker en hart- en vaatziekten’. Claims die zeggen te werken tegen kwalen, zoals huidverbranding- en veroudering, of claims die lichamelijke prestaties bevorderen,
wekken juist hun interesse. De consument wil het product als levensmiddel blijven zien en niet als medicijn’, zegt Pascal van Delst, directeur van BF3.
Het voordeel van vérse functionele voedingsmiddelen is dat ze voldoen aan het profiel voor gezonde voeding. Daarnaast bevatten ze van nature combinaties van functionele stoffen die elkaar versterken. Tomaat met lycopeen, blauwe bes en aardappel met anthocyanidinen, appel en ui met quercetine en broccoli met sulfarofaan hebben een bepaald gezondheidseffect, blijkt uit onderzoek van Wageningen Universiteit en Reseachcentrum. En hebben de grootste kans om voor een gezondheidsclaim in aanmerking te komen.
Eind 2009 weet BF3 of het zestal tuinbouwproducten stoffen bevat die bevorderlijk zijn voor de gezondheid. Van Delst: ‘Dan kunnen we een gezondheidsclaim indienen bij de Voedsel en Waren Autoriteit, die het gedurende drie jaar onderzoekt.’
Bron: Nieuwsbrief Kennis en Innovatie van het ministerie van LNV