Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Philip de Jong, voormalig landbouwraad Rusland:

"Exporteurs moeten zelf aan de slag om markten te ontwikkelen"

Voormalig landbouwraad in Rusland Philip de Jong werkt na zijn terugkeer naar Nederland als Chief Phytosanitary Officer bij het ministerie van Economische Zaken. In die functie houdt hij zich bezig met het verkrijgen van markttoegang van Nederlandse plantaardige producten, zoals groente en fruit, pootaardappelen en zaden in derde landen. Vaak werk van lange adem met ingewikkelde dossiers en veel belangen.

Het Nederlandse agrarische bedrijfsleven kreeg vorig jaar met diverse producten toegang tot nieuwe exportmarkten. Veel aandacht was er voor de nieuwe export van peren en paprika's naar China en de toegang tot de Braziliaanse markt, eveneens met peren. Die markttoegang komt er niet zonder slag of stoot. Vaak gaan jarenlange onderhandelingstrajecten vooraf aan de opening van een nieuwe markt waarin het Nederlandse bedrijfsleven ministerie, NVWA en keuringsdiensten een actieve rol spelen. In die belangrijke samenwerking vertegenwoordigen de vijf koepelorganisaties (NAO, Anthos, Plantum, Groentenfruithuis en VGB) de belangen van het bedrijfsleven.

"Markttoegang voor plantaardige producten krijgen is een ingewikkeld traject", zo licht Philip de Jong toe. "Er komt zowel technische plantenziektekundige kennis als handelspolitiek bij kijken. De zogenoemde fytosanitaire eisen die worden gesteld kunnen per land en per product verschillen. Dat we bijvoorbeeld peren en paprika's kunnen exporteren naar China betekent niet dat ook appels of tomaten snel aan de beurt zijn. Ook het sluiten van handelsakkoorden, zoals CETA, leidt niet tot het direct openen van markten. Onderhandelingen tussen landen onderling blijven noodzakelijk. Uitgangspunt is dat landen vrij willen blijven van bepaalde plantenziekten en-plagen, maar bescherming van de eigen markt lijkt toch ook vaak een rol te spelen."

EU en derde landen
Er is een duidelijk verschil tussen export naar landen binnen de EU en de uitvoer naar landen buiten de EU, de zogenoemde derde landen. "Binnen de EU is sprake van een vrij verkeer van goederen, de invoereisen zijn voor ieder EU-land gelijk. We hoeven binnen de EU dus niet te onderhandelen over markttoegang."

Anders is het voor landen buiten de EU. Daarmee zijn onderhandelingen over markttoegang wel noodzakelijk. Het betekent dat er oneindig veel keuzes zijn te maken voor de export van Nederlandse product naar andere landen. "De keuze voor welke producten en welke landen doen we in samenspraak met het agrarisch bedrijfsleven. Daarbij kijken we ook naar het overheidsbeleid en de concrete exportkansen die wij als overheid en bedrijfsleven in een land zien", aldus De Jong. Het hoeft daarbij niet altijd te gaan om nieuwe markten. Ook marktbehoud is voor de Nederlandse agribusiness ook erg belangrijk. "In bestaande markten kunnen zaken ook veranderen, bijvoorbeeld door het optreden van nieuwe ziekten en plagen of door het afsluiten van nieuwe akkoorden."

De Brexit leidt mogelijk tot grote veranderingen voor Nederlandse exporteurs. "Als fytosanitair team kijken we met argusogen naar die ontwikkelingen en onder welke voorwaarden het Verenigd Koninkrijk uit de EU stapt. Het VK is dan gelijk onze grootste en belangrijkste derde landen-markt voor plantaardige producten. De Brexit zou kunnen betekenen dat we voor veel producten, waaronder groenten, nieuwe fytosanitaire afspraken moeten maken. Dat kan een langdurig traject zijn en dan voor veel onzekerheid in de markt zorgen. Aan de andere kant hebben we bijvoorbeeld met niet-EU-landen zoals Noorwegen ook goede en werkbare afspraken, dus als zo'n model er uit komt dan vallen de gevolgen wellicht mee."

Onderhandelingen over markttoegang VS voor appelen
Bij de onderhandelingen met derde landen over markttoegang kan op verschillende niveaus, ambtelijk, of 'hoog' – bijvoorbeeld ministerieel – niveau worden bepaald over welke producten het gaat. In onderling overleg worden dan de prioriteiten vastgesteld. Vervolgens stelt het importland een zogenoemde 'Pest Risk Analysis' op. Nederland levert daarvoor informatie aan waarin wordt beschreven hoe de teeltwijze van het betreffende product is en welke ziekten en plagen kunnen optreden. Het importland dan schat de risico's in en stelt vervolgens voorwaarden aan het product waaraan Nederland moet voldoen.

De Jong: "De onderhandelingen over de markttoegang gebeurt voornamelijk tussen landen onderling, maar soms ook in EU-verband. Een voorbeeld is de markttoegang van appels in de Verenigde Staten. Daarin trekken we gezamenlijk op met acht EU-landen. Dit dossier is nagenoeg afgerond. Over de technische details zijn we het eens. De volgende stap is dat de Amerikanen een zogenoemde final rule tekenen waarin de afspraken bekrachtigd worden. Daarmee wachten de autoriteiten tot de benoeming van de nieuwe president en het is afwachten of het dan ook werkelijk gebeurt."

De Jong wil daarom als Chief Phytosanitary Officer geen uitspraken doen over landen die mogelijk binnen afzienbare tijd hun grenzen openen voor Nederlandse producten. "Ik heb intussen wel geleerd, en ook van mijn voorgangers meegekregen, dat we geen verkeerde verwachtingen moeten wekken. Dossiers kunnen soms jarenlang voortslepen."

TTIP en CETA
Ook het sluiten van grote handelsakkoorden, zoals CETA met Canada, en de onderhandelingen over TTIP met de Verenigde Staten betekent niet dat grenzen opeens open gaan. "Dergelijke akkoorden bevatten over diergezondheid, voedselveiligheid en plantgezondheid vaak alleen afspraken op hoofdlijnen. Die moeten vervolgens per product verder worden uitgewerkt", licht De Jong toe.

Toch blijft markttoegang verkrijgen zeker noodzakelijk. De sancties van Rusland betekenden bijvoorbeeld dat exportmogelijkheden wegvielen en andere bestemmingen noodzakelijk werden. "Nieuwe markten openen voor bijvoorbeeld Nederlands hardfruit kan bijdragen aan verlichting op de EU-markten waardoor de prijsvorming minder onder druk staat. Verder is markttoegang vaak het begin, de exporteurs moeten vervolgens zelf aan de slag om die markt te ontwikkelen."

Ondersteuning en contacten

Onderhandelen over markttoegang betekent soms wel dat het importland iets terug vraagt, bijvoorbeeld een mogelijkheid voor export naar Nederland. Omdat ons land deel uitmaakt van de EU ligt het mandaat hiervoor in Brussel. Nederland kan dan alleen doorverwijzen. "In plaats van markttoegang voor hun producten proberen we met sommige landen iets te doen aan capacity building. Dan bieden we als Nederland onze kennis en expertise aan om het land te ondersteunen bij het verder ontwikkelen van bijvoorbeeld keuringsorganisaties of onderzoekslaboratoria, als dat nodig is. Daarin zijn we als land niet uniek, maar het helpt wel om te bouwen aan een goede relatie."

De Jong ziet het krijgen van markttoegang als een product van een vruchtbare samenwerking. "Het bedrijfsleven speelt een rol, maar zeker ook organisaties zoals de keuringsdiensten (Naktuinbouw, NAK, BKD, de KCB), en natuurlijk de NVWA die uiteindelijk verantwoordelijk is voor het afgeven van de fytosanitaire garanties. Vergeet daarbij ook de landbouwraden niet. Juist door hun aanwezigheid ter plekke hebben zij direct contact met de verantwoordelijke organisaties. Zij horen wat er speelt en zorgen voor een open communicatie, ook al omdat veel landen het contact via een ambassade willen laten verlopen. Hun werk is voor ons echt van groot belang."

Bron: Agroberichten Buitenland
Publicatiedatum: