Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Serie: Deel 3 van 3

In welke richting worden er antwoorden gezocht in de AGF-sector wat betreft klimaatextremen?

Tholen - Als gevolg van klimaatverandering ondervinden internationale telers veel hinder bij hun oogst. In deze serie wordt er aandacht gegeven aan de gevolgen voor telers van groenten en fruit wereldwijd hiervan. In dit laatste deel wordt de vraag beantwoord in welke richting de AGF-sector antwoorden zoekt om de impact van klimaatextremen te verzachten. Nu eerst enkele ervaringen van internationale telers.

Precies enkele van de voor groente- en fruitteelt belangrijkste gebieden worden nog veel harder getroffen: Murcia, onder meer bekend om zijn vollegrondsgroenteteelt in de winter, druiven-, steenfruit- en meloenenteelt, kan maar rekenen op 36%, Castilla-La Mancha, waar veel knoflook en meloenen geoogst worden, beschikt over een capaciteit van 35% en Andalusië, ontzettend belangrijk voor de winterse kasgroenteteelt in Almería, tropisch fruit in Málaga, citrusteelt in Sevilla en Huelva en een veelvoud aan andere vollegrondsgewassen in meerdere provincies, moet het doen met slechts 25%.

Door het tekort aan water zijn telers onzeker over de toekomstige toezeggingen voor irrigatiewater en besluiten ze minder hectares aan te planten. Dit jaar was dit bijvoorbeeld al duidelijk in de meloenenteelt, waar zowel in meloen als watermeloen zo’n 1.000 hectare werd prijsgegeven. “Meerdere telers hebben besloten geen meloen te planten vanwege het gebrek aan water,” zei Andrés Góngora, woordvoerder van brancheorganisatie Coag in mei.

Een teler in Catalonië duidde onlangs nog op het zelfversterkende effect tussen hitte, droogte en waterschaarste: “We hebben ook ervaren dat we tegenwoordig heel het jaar door onze sinaasappelbomen water moeten geven. Zelfs in het winterseizoen, wat voorheen lang niet altijd nodig was.” En bijgevolg zie je vooral in Andalusië op hele velden zonnepanelen verrijzen in plaats van meloenen, aardappelen of akkerbouwgewassen. Uit vrees voor misoogsten kiezen telers eieren voor hun geld en verhuren of verkopen ze hun percelen aan investeerders in zonne-energie.

Een ander indirect gevolg van misoogsten wegens extreme weersomstandigheden is dat landbouwverzekeringen steeds duurder en minder efficiënt worden, met financiële dompers voor vooral kleinschalige telers. In combinatie met stijgende teeltkosten en investeringen – zie volgende paragraaf –, die niet altijd tegemoet worden gekomen door de verkoopprijzen, lopen veel kleinschalige telers tegen een faillissement aan of trekken ze er op tijd nog zelf de stekker uit, waarbij niet zelden hun bedrijf of percelen overgenomen worden door andere kapitaalkrachtigere spelers, waardoor de klimaatverandering ook beschouwd kan worden als een van de factoren die schaalvergroting in de tuinbouw in de hand werken. “Schaalgrootte is nodig, bijvoorbeeld om investeringen te kunnen doen,” luidt het zelfs bij een expert in M&A, gespecialiseerd in de AGF-sector.

Maar er zijn ook antwoorden
Om al deze directe en indirecte negatieve gevolgen van de klimaatopwarming het hoofd te bieden, probeert de sector zich aan te passen. De adaptatie is volop bezig en naast een wijziging van het gewaspatroon in een bepaald gebied naargelang de veranderende klimaatpatronen heeft het antwoord vooral een teelttechnisch karakter met innovaties op het gebied van irrigatie, fysieke gewasbescherming en veredeling.

Hitte en langdurige droge periodes met eventueel watertekorten nopen telers en bij uitbreiding de sector en uiteindelijk ook de overheid te zoeken naar manieren om voldoende water te voorzien en technieken om de bewatering van gewassen efficiënter te laten verlopen. Het overhevelen van water van het ene naar het andere waterbekken (bijvoorbeeld van de Taag in Midden-Spanje naar de Segura in Murcia), het vasthouden van regenwater via de aanleg van stuwmeren, het beperken van het watergebruik voor bepaalde doeleinden (bijvoorbeeld vrijetijdsbesteding) om andere te vrijwaren (bijvoorbeeld tuinbouw), maar ook het investeren in nieuwe (dure) technieken voor waterwinning (bijvoorbeeld ontziltingsinstallaties in Marokko en Spanje) zijn een taak van de overheid, waarbij overkoepelende brancheorganisaties een stimulerende rol kunnen spelen door druk uit te oefenen op de politiek.


Ontziltingsinstallatie.

Buiten de overheid om kan de sector ook zelf aan de slag met het ontwerpen en implementeren van waterbesparende irrigatietechnieken. Sensoren die de precieze water- en nutriëntenbehoefte van planten meten en geavanceerde druppelirrigatiesystemen die daarna de exacte waterhoeveelheden toedienen, om verspilling te voorkomen, raken steeds meer ingeburgerd. Er bestaan ook al biologisch afbreekbare producten die water vasthouden in de bodem, waardoor er minder verdamping plaatsvindt. Hoewel water nog steeds relatief goedkoop is – ook hier heeft de overheid nog een hefboom in handen om het overmatig gebruik ervan terug te dringen –, dwingt de schaarste telers in sommige teeltgebieden ertoe die technieken te omarmen. In Spanje, en dan vooral in het zuiden van het land, krijgen telers de laatste jaren steeds vaker te maken met irrigatiebeperkingen.

Om schade aan bloesems of jonge vruchten door late voorjaarsvorst te voorkomen, wordt niet enkel meer teruggegrepen naar temperatuurverhogende verbrandingstechnieken – niet altijd de meest milieuvriendelijke – of het beregenen van de bomen – in tijden van waterschaarste niet de meest efficiënte techniek als je als teler daarmee het water verbruikt dat je later nodig zult hebben om te irrigeren –, maar ook naar mobiele windmachines die de lagere koude luchtlagen wegblazen en vervangen door warmere luchtlagen.

Nog in de buitenteelt biedt een ruim assortiment aan steeds geavanceerder netten en schermen bescherming tegen zowel te fel zonlicht (brandwonden op planten en vruchten), te warme temperaturen, maar ook regen, hagel en windstoten. Een speciale plaats in dit segment wordt ingenomen door agrivoltaics: de installatie van in meer of mindere mate schaduwgevende en regenwerende zonnepanelen boven de gewassen. Eenzelfde stuk grond genereert dus twee producten (tuinbouwgewassen en groene energie), waarbij de planten nog eens beschermd worden tegen ongunstige weersomstandigheden. Dergelijke oplossingen bieden de tuinbouw zeker perspectief, maar de buitenteelt beschermen tegen schadelijke weersinvloeden vergt ook grote investeringen, waardoor bepaalde kleinschalige, minder kapitaalkrachtige telers uit de boot dreigen te vallen.

Ook hier is overigens een rol voor de overheid weggelegd, zoals een cycloon begin februari op Sicilië en hevig stormweer in mei in Emilia-Romagna nog hebben duidelijk gemaakt. “Het is eigenlijk een onafgewerkt kanaal geweest dat ervoor gezorgd heeft dat mijn kassen onder water zijn komen te staan,” zei een Italiaanse teler. Een collega uit de Midden-Italiaanse regio klaagde dan weer over slecht onderhouden oevers als oorzaak van de overstroming van zijn percelen.

Een andere oplossing die in de toekomst nog verder aan belang zal winnen, is gecontroleerde binnenteelt, al biedt die niet voor alle gewassen een uitkomst. Kruiden en kasgroenten zijn geen enkel probleem, maar wat met sinaasappelen en peren? De binnenteelt biedt het voordeel dat ongunstige omgevingsfactoren zoals hitte, koude, regen, hagel en wind, maar ook plagen en ziekten kunnen worden buitengehouden. Kasteelt – glastuinbouw in Noord-Europa, plastic kassen in het zuiden – is de meest voorkomende vorm, terwijl vertical farming probeert door te breken in stedelijke omgevingen en extreme klimaten, zoals pool- of woestijngebieden. Het succes van dergelijke oplossingen, zoals uiteindelijk van elke economische activiteit, staat of valt met kostenefficiëntie, want de investeringen zijn natuurlijk aanzienlijk.


Ogen gericht op veredelaars voor meer droogteresistente rassen.

De hoop van telers is ook gesteld in het baanbrekende werk van veredelaars, die gewassen ontwikkelen met resistenties tegen meerdere schadelijke invloeden die met de klimaatverandering in intensiteit en frequentie toenemen of van aard van veranderen, zoals hitte of koude, droogte of wateroverlast en ziekten en plagen. “Voorts bieden resistenties een groot voordeel voor telers in de vorm van een beperkter gebruik van inputs en hogere opbrengsten. Voor retailers en voedselverwerkers betekenen resistenties kwalitatief hoogwaardige producten met een langere houdbaarheid, voor de consument residuvrije groenten. Resistenties leveren dus ook een grote bijdrage om voedseltekorten in de wereld te voorkomen,” lezen we bij een belangrijk groenteveredelingsbedrijf.

In die optiek lijkt ook de Europese Unie nu overstag te gaan om geavanceerde veredelingstechnieken die vooralsnog om motieven van ideologische of ethische aard verboden waren op Europees grondgebied toe te laten. Het gaat specifiek om genoombewerking, waarbij in tegenstelling tot het genetisch modificeren van organismen (ggo’s) een gerichte ingreep op het DNA van een organisme wordt gedaan zonder exogeen genetisch materiaal van andere soorten of van dezelfde soort in te voegen. Hier komt de hand van de mens dus tussenbeide om een mutatie te versnellen in de juiste richting die in feite ook in de natuur zouden kunnen voorvallen, maar waar de natuur veel meer tijd zou over doen.

De rol van de consument
En waar de AGF-sector zich in de eerste plaats gedwongen ziet manieren te zoeken om zich aan te passen aan de nieuwe realiteit (adaptatie), wordt ze door de consument ook steeds meer gedwongen om minder broeikasgassen uit te stoten (preventie). Met zijn of haar aankoopbeslissingen heeft de consument immers een krachtig drukkingsmiddel ter hand. Zoals eerder aangestipt is de keuze voor een groter aandeel plantaardig voedsel en minder vleesconsumptie een eerste stap in de goede richting. Maar daar houdt het niet op. Want waar bio tot voor kort dé oplossing vertegenwoordigde voor de milieubewuste consument, is dat nu steeds meer lokale teelt. En lokale teelt neemt een groter stuk van de taart in dan bio.

De ‘local-for-local’-optie betekent in essentie een besparing op transportkilometers en dus op CO2-uitstoot. De markt heeft de trend ondertussen onderkend en speelt er steeds meer in op. Zeker met de teelt in gecontroleerde omgevingen breidt het assortiment groenten en fruit van dicht bij de deur uit, in sommige gevallen zelfs met een jaarrond aanbod. Denk daarbij aan tomaten uit de kas in Nederland. In België liggen er zelfs al lokale watermeloenen in de supermarkt. Ook teelt in andere Europese landen kan als lokaal worden beschouwd als de desbetreffende producten anderzijds uit overzeese gebieden geïmporteerd zouden moeten worden. Italië is in die zin een voorloper in de teelt van kruiden, in de Zuid-Spaanse provincie Málaga vind je tropisch fruit.

Toch moeten we hier enige voorzichtigheid aan de dag leggen en vooral pleiten voor gedegen onderzoek naar de werkelijke CO2-uitstoot van een bepaald product, waarbij rekening wordt gehouden met alle CO2-uitstootbronnen en andere milieuvervuilende aspecten in het gehele productieproces, van inputs tot teelt, verwerking, verpakking, opslag, transport en verwerking van het afval.

Meerdere onderzoeksinstellingen en andere instanties hebben berekeningsmethoden ontwikkeld die dergelijke uitstoot van A tot Z in kaart brengen, maar die kennis zou idealiter ook moeten doorsijpelen naar de consument, zodat hij of zij zijn aankoopbeslissingen zou kunnen baseren op basis van wetenschappelijk onderbouwde info. Het is bijvoorbeeld niet altijd zo dat de ecologische voetafdruk van een lokaal geteeld product sowieso minder groot is dan dat van een importproduct, want afhankelijk van de teeltmethode en het transportmiddel, kan de teelt qua CO2-uitstoot zwaarder doorwegen dan het transport. En leidt ‘local-for-local’ niet op den duur tot protectionisme? Terwijl globalisering net bewezen heeft in staat te zijn miljoenen mensen uit de armoede te liften. Maar dat is dan weer een heel andere discussie.


Het is bijvoorbeeld niet altijd zo dat de ecologische voetafdruk van een lokaal geteeld product sowieso minder groot is dan dat van een importproduct. Bron: indebuurt.nl.

Misschien is daar een taak voor de overheid weggelegd, door dergelijk wetenschappelijk onderzoek te steunen, de bevindingen openbaar te maken en eventueel zelfs de markt in een milieuvriendelijkere richting te sturen, net zoals de Europese Unie tegen 2030 mikt op 25% biologisch landbouwareaal of met de Packaging and Packaging Waste Regulation (PPWR) het gebruik van plastic verpakkingen wil terugdringen. In het eerste geval is Spanje, in het tweede geval Frankrijk een voorloper.

Ook hier kunnen natuurlijk de nodige kanttekeningen geplaatst worden, want zo heeft bio-teelt bijvoorbeeld een groter areaal nodig dan conventionele teelt voor eenzelfde opbrengst – met bio-teelt alleen zouden niet alle monden in de wereld gevoed kunnen worden –, terwijl in geavanceerde gecontroleerde omgevingen ook groenten en fruit met een enorm lage ecologische voetafdruk zonder residuen geteeld kunnen worden, al krijgen die in Europa niet het etiket bio als de gewassen niet met de wortels in de grond zitten.

En wat het terugdringen van plastic verpakkingen betreft, is één van de functies van de verpakking het verlengen van de houdbaarheid van het product, wat een positief effect heeft op het vermijden van voedselverspilling. Hoe minder groenten en fruit verspild worden, hoe minder producten moeten worden geteeld, verpakt, opgeslagen en getransporteerd. En dat betekent minder koolstofuitstoot. Maar dan moeten we wel ons afvalsorteer- en verwerkingsproces optimaliseren, zodat zo weinig weinig plastic in de natuur terechtkomt en zoveel mogelijk gerecycled wordt.

Deze tekst is het derde en laatste deel van een artikel over klimaatveranderingen. De eerste twee delen zijn eerder gepubliceerd.

Dit artikel verscheen eerder in editie 7/8 (zomer), 42e jaargang van Primeur. Zie hiervoor www.agfprimeur.nl.