Om de klimaatdoelstellingen te halen werkt Den Haag aan beleid om onder meer de glastuinbouw duurzamer te maken. De vraag is wat het effect van dat beleid gaat zijn. Helpt het de sector de emissie-reductiedoelstellingen te halen? Voorlopig nog niet genoeg, zo stellen onderzoekers. Ook het kabinet onderkent dat. De huidige energiecrisis zou weleens heel goed kunnen helpen.
Het Planbureau voor de Leefomgeving, dat haar jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning (KEV) uitvoerde, durft geen harde uitspraken te doen over de eventuele emissiereductie die bestaand en gepland Haags beleid voor de glastuinbouw gaan bereiken. Wel schatten zij in dat de sector de eigen CO2-sectordoelen (een restemissie van 4,3 tot 4,8 megaton CO2-equivalenten in 2030) niet gaat halen (de inschatting is dat de glastuinbouw blijft steken op 5,3 megaton CO2-equivalenten), terwijl heel Nederland het reductiedoel voor 2030 ook niet gaat halen.
Extra ingrepen uit Den Haag
Nederland komt op basis van het huidige beleid in 2030 uit op een emissiereductie ten opzichte van 1990 van 41-52%, terwijl 55% het doel is. Het kabinet reageert daarop door nu naar 60% te streven en met extra maatregelen, zodat alsnog het doel gehaald gaat worden. Den Haag zet in op extra klimaatbeleid, aanpassing van wet- en regelgeving (Warmtewet en Energiewet) en na onderzoek voorbereiden van nieuwe maatregelen en aanscherping van klimaatbeleid. In het voorjaar van 2023 moet dit tot een 'stevig maatregelenpakket' leiden dat erop gericht is om het 60%-doel te halen. Naast eigen beleid rekent Nederland ook op internationale hulp, o.a. via de aanstaande Klimaattop in Egypte.
Glastuinbouw gaat nog niet snel genoeg
Ondanks de achterstand op de doelstellingen ziet het kabinet dat de transitie 'op gang is' gekomen. Ook in de glastuinbouw, waar Den Haag bijvoorbeeld wijst op het toegenomen aandeel duurzame energie dat de sector gebruikt. Tegelijkertijd wijst men erop dat het energieverbruik van de sector in 2020 nog toenam met 2%. Als oorzaken wijst Den Haag er vooral op dat telers beter hun areaal doorgaven in de Landbouwtelling en op meer gebruik van wkk's vanwege een gunstige spark spread.
Hoop gevestigd op teler zelf én nieuw convenant
Den Haag rekent op een versnelling van de energietransitie in de glastuinbouw. Precies daarop wijst ook de sector zelf, met Glastuinbouw Nederland als belangenbehartiger voorop. De sector wil zelf in 2040 klimaatneutraal zijn. Het kabinet verwacht dat de sterk gestegen gasprijzen tot een afname van energiegebruik in de sector zorgen richting 2030. De onderzoekers in de KEV rekenen op een afname van de energie-intensieve teelten. De energiecrisis die gaande is komt wat dat betreft niet slecht uit, zou je kunnen stellen met een Haagse bril op.
Ook rekent Den Haag erop dat nog in 2022 tussen de overheid en de sector een glastuinbouwconvenant overeengekomen wordt. Ook dat moet zorgen voor versnelling van de energietransitie. Op 1 januari 2023 moet er duidelijkheid zijn over de 'uitwerking van een individuele prikkel' voor verduurzaming. Daarover zijn de sector en de overheid het al eens geworden. De prikkel moet per 1 januari 2025 ingevoerd worden.
Teler mag ook zelf conclusie trekken
Het kabinet schrijft in de Klimaatnota 2022 een belangrijke rol toe aan het in april dit jaar gepresenteerde samenhangende pakket met maatregelen voor de glastuinbouw. Het gaat om 'beprijzende, normerende en subsidiërende instrumenten'. "Deze maatregelen stimuleren ondernemers om zelf stappen te zetten. Voor de tuinders die niet bereid of in staat zijn de energietransitie vorm te geven, geeft het pakket de duidelijkheid dat zij hun huidige productie zullen moeten afbouwen of omvormen", zo valt in de nota te lezen. In zowel de Klimaatnota als de KEV wordt ook gerefereerd aan de recent bekend gemaakte energiebesparingsplicht. Ook die moet de sector in beweging krijgen. Tot nu toe was de glastuinbouw hiervan uitgezonderd.
WKK's houden stand
Hoewel de onderzoekers in de KEV geen conclusie trekken over het effect dat nieuw beleid op de emissies in de glastuinbouw gaat hebben, is er tussen de regels door nog best wel wat informatie te halen over de toekomst van de sector. Zo gaat het PBL uit van een daling van het glastuinbouwareaal (al houdt men een slag om de arm vanwege de huidige ontwikkelingen en vooral ook buitenlandse invloeden), een aanhoudend sterke positie van de warmtekracht-koppeling (die daarmee volgens de onderzoekers emissiereductie dwars zit) en een elektriciteitsvraag die over de piek heen is.
In de KEV valt te lezen dat de verwachting is dat de de
CO2-emissies uit gasverbruik door de glastuinbouw iets af gaan nemen door het volledig uitfaseren van gasketels, terwijl aardgas-WKK-installaties naar verwachting blijven standhouden, en mogelijk
zelfs kunnen toenemen in de periode 2030-2040. Dat komt dan door de veronderstelde situatie op de energiemarkt en doordat de gecombineerde opwekking van elektriciteit, warmte en CO2 voor
plantbemesting goed aansluit bij de behoeftes van de glastuinbouw.
De CO2-emissies dalen met 2,9 megaton, vanwege een verschuiving naar minder energie-intensieve teelten in de glastuinbouw als gevolg van de hogere energieprijzen en de onzekere marktsituatie. Dit leidt
tot een lagere warmtevraag en een dalende inzet van aardgas in ketels. Ook maken WKK-installaties minder draaiuren omdat de eigen elektriciteitsvraag voor belichting afneemt.
Teruglevering van stroom voor flexibiliteit en compensatie van de onbalansmarkt gebeurt nog wel. Ook is er een bescheiden groei van hernieuwbare warmte zoals geothermie, en omgevingswarmte- en restwarmtelevering. Door de lagere inzet van (bio)gas-WKK-installaties nemen tussen 2021 en 2030 ook de methaanemissies af, met 0,3 megaton CO₂-equivalenten.
"WKK's zitten verduurzaming in de weg"
Dat de glastuinbouw nog altijd sterkt rekent op WKK's zit de emissiedoelen van de overheid dwars. In de KEV staat dat WKK-inzet leidde tot toenemende broeikasgasemissies. In de periode 2000-2021 namen de broeikasgasemissies uit energieverbruik toe, van 7,7 naar 8,7 megaton CO₂-equivalenten.
De hogere inzet van WKK-installaties heeft er ook voor gezorgd dat de glastuinbouw vanaf 2007 een nettoleverancier van elektriciteit is
geworden. Deze op aardgas- en biogasgestookte WKK-installaties stoten door methaanslip (onverbrand aardgas) meer methaan uit dan gasketels. Deze methaanemissie is toegenomen van 0,3 megaton CO₂-equivalenten in 2000 tot 1,1 megaton CO₂-equivalenten in 2021.
Daar staat tegenover dat een toename van het verbruik van biomassa sinds 2006 en van de inzet van aardwarmte vanaf 2010 het aardgasverbruik en bijbehorende emissies enigszins heeft beperkt. Uit statistieken volgt dat, na 2019 en 2020, 2021 opnieuw een jaar was met een hoge inzet van aardgasgestookte WKK-installaties, als gevolg van een gunstige verhouding tussen de aardgas- en elektriciteitsprijzen inclusief de belastingvrijstelling voor aardgas voor warmtekrachtkoppeling. Hierdoor namen de emissies niet af. Die belastingvrijstelling gaat wel worden beperkt, zo is de verwachting. Een voorstel voor de beperking van de energiebelastingvrijstelling voor aardgasinzet in WKK's wordt pas nader uitgewerkt in het belastingplan voor 2024.
Spark spread
Desondanks ziet het er voor WKK's niet slecht uit. Ook in 2021 zien de onderzoekers, net als afgelopen jaren, weer een stijging van de inzet van WKK's vanwege de gunstige verhouding tussen de verkoopprijs van elektriciteit en de inkoopprijs van aardgas. In 2021 steeg de WKK-inzet met 8% t.o.v. 2020. Vanaf 2022 wordt een kleine toename van het vermogen verwacht. Door toenemend gebruik van LED-belichting is meer elektriciteit bij telers over voor teruglevering op het net.
In 2021, en nog meer in 2022, is de spark spread voor teruglevering inmiddels zo gunstig geworden stellen de onderzoekers dat gasgestookte WKK-installaties de warmte uit andere opties, inclusief reeds bestaande hernieuwbare warmte, wegconcurreert. Ook omdat het correctiebedrag in de SDE++-regeling gekoppeld is aan de gasprijs, is met de huidige hoge gasprijs de SDE++-subsidie netto zo goed als nul geworden, terwijl duurzame warmteopwekking wel operationele kosten, met name stroominkoop, en kapitaalaflossingen kent. De inzet van gasketels nam wel af met 9 procent.
Minder draaiuren WKK
In 2030 wordt er rekening gehouden met ongeveer 3000 megawatt aan WKK-capaciteit. De WKK-aardgasinzet neemt volgens de KEV-raming af van 100 petajoule in 2021 naar 82 petajoule in 2025 en 70 petajoule in 2030. Tot 2030 en daarna kan de WKK zich handhaven, ondanks de verwachte verduurzaming van de elektriciteitsopwekking in Nederland en Europa. De daaruit volgende lage en meer volatiele elektriciteitsprijzen kunnen de rentabiliteit van WKK-installaties verlagen, maar deze installaties kunnen daarentegen door hun flexibiliteit bijdragen aan het verminderen van de onbalans op het net.
De draaiuren nemen richting 2030 wel beduidend af, met 27 procent ten opzichte van 2021. Ook is er minder eigen elektriciteitsvraag voor belichting, dit verklaart mede de daling in brandstofgebruik. Gasketels verliezen hun marktaandeel door de hoge gasprijzen: in 2030 dragen ze met 12 petajoule gasinzet bij aan de invulling van de warmtevraag, in 2021 was dit nog 27 petajoule. De hogere gasprijzen leiden er ook toe dat er meer prikkel is om warmte te besparen, maar minder om te verduurzamen. Dit komt omdat duurzame warmte met relatief hoge investeringskosten, en met SDE++-subsidie, moet concurreren met warmte uit WKK-installaties waarvan de kostprijs grotendeels gedekt wordt door de opbrengsten van de verkochte elektriciteit.
Aardgasalternatieven
Als telers van het aardgas af moeten, moeten er alternatieven beschikbaar zijn. Geothermie is hierbij belangrijk, net als externe warmtelevering. Voor geothermie rekenen de onderzoekers voor 12,0 petajoule aan warmte voor kassen in 2030 (6,2 petajoule in 2021 uit 20 projecten).
Naast aardgas wordt onder meer ook gasvormige biomassa gebruikt. Biomassa-inzet in ketels neemt af van 6,3 petajoule in 2021 naar 4,8 petajoule in 2030; dit hangt samen met het verbod vanaf 2022 op nieuwe SDE++-beschikkingen voor lagetemperatuurwarmte uit houtige biogrondstoffen. Biomassa-WKK-installaties verdwijnen na 2028. De inzet van biogas uit (mest)vergisting in WKK-installaties neemt toe van 4,1 petajoule in 2020 tot 5,6 petajoule in 2030.
De externe warmtelevering aan de glastuinbouw is verder afgenomen: van circa 15 petajoule in 2000 naar 2,7 petajoule in 2021. Deze warmtelevering neemt naar verwachting wel iets toe naar 3,5 petajoule in 2030 door de uitbreiding van bestaande warmtenetten in het Westland en de aanleg van nieuwe warmtenetten naar kasgebieden.
Elektriciteitsvraag over piek heen
De elektriciteitsvraag in de glastuinbouw vertoonde in de afgelopen jaren, tot 2019, een constante stijging door een verdergaande intensivering van belichte teelten. In 2020 en 2021 was de elektriciteitsvraag iets lager, onder andere door de effecten van de COVID-19-pandemie, respectievelijk 8,2 en 7,9 terawattuur.
Led-verlichting zal naar verwachting versneld doorbreken, omdat die vanaf 2021 opgenomen is in de subsidiemaatregel Energie-efficiëntie glastuinbouw (EG-regeling). Vanaf 2022 wordt een toenemende uitrol van led-verlichting in kassen verwacht, en samen met een teelt-
wijze met minder belichting leidt dit in 2030 tot een afname van de elektriciteitsvraag naar ongeveer 7,6 terawattuur.
CO2-levering aan de glastuinbouw wint aan belang
CO2 wordt sinds een aantal jaren aan de glastuinbouw geleverd door derde partijen, zowel in gasvormige als in vloeibare toestand. De jaarlijkse afzet bedraagt ongeveer 0,7 megaton. Voor tuinders
die hun warmtevraag verduurzamen blijft de beschikbaarheid van externe CO2 gewenst, omdat ze dan hun eigen fossiele bron van CO2 verliezen. Ook kunnen zij zo ‘zomerstook’ vermijden, waarbij fossiel gestookte installaties aangezet worden om CO2 te produceren in de zomer wanneer deplantvraag naar CO2 het hoogst is. Om CO2-levering te stimuleren zijn er sinds 2021 subsidiabele categorieën opgenomen in de SDE++-regeling, waarbij partijen die de CO2 afvangen en leveren aan de glastuinbouw een subsidie kunnen krijgen.
Stijging areaal is papierkwestie
In de KEV wordt ook landbouwbreed gekeken naar emissie uit landgebruik. Het energieverbruik wordt grotendeels bepaald door de glastuinbouw, stippen de onderzoekers aan. Vooral voor warmte wordt energie gebruikt. Het verbruik voor kassen nam tussen 2000 en 2021 wel af door besparingsmaatregelen, door renovatie en
schaalvergroting van bedrijven. Tussen 2010 en 2018 daalde het areaal. Daarna steeg het areaal. Als voornaamste reden voor areaaltoename wordt gewezen op betere reactie en doorgave van gegevens door telers vanaf 2019. De onderzoekers stellen dat het erop lijkt dat het areaal glastuinbouw in werkelijkheid vrij stabiel bleef
tussen 2010 en 2021 en ongeveer 10.000 hectare bedroeg. Een lopend onderzoek van CBS-WEcR in 2022 naar het areaal glastuinbouw in Nederland moet dit nog bevestigen.
Uit de trendmatige verdeling over de teelten blijkt dat vooral de kasoppervlakte voor groenten toeneemt, terwijl het areaal voor (snij)bloemen krimpt. Voor vaste planten blijft het areaal vrijwel constant. In 2021 is de gemiddelde bedrijfsgrootte bijna 2,4 hectare per bedrijf, in 2000 was dit minder dan 1 hectare per bedrijf.
Slag om de arm bij voorspelling daling areaal
De areaalontwikkeling tot 2030 is onzeker. De financiële draagkracht om te investeren in nieuwe kassen of om uit te breiden wordt bepaald door de uitgaven voor energie en arbeid en door de marktprijzen voor producten. Aangezien de Nederlandse glastuinbouw voornamelijk een exportgerichte sector is, spelen internationale marktontwikkelingen een grote rol. De huidige onzekere en volatiele situatie op de energiemarkt maakt de ontwikkelingen op de korte en middellange termijn heel onzeker. De onderzoekers wijzen erop dat de energiecrisis lijkt te zorgen voor kortere teelten en minder energie-intensieve teelten. De onderzoekers rekenen, omdat de effecten van de huidige gebeurtenissen op langere termijn niet te voorspellen zijn, van een daling van het areaal met 10 procent ten opzichte van 2021 (9.560 hectare).
Bronnen: Klimaat- en Energieverkenning 2022 en Klimaatnota 2022