Een kweker moet van de rechter alsnog op last van een dwangsom een woonunit naast zijn kassen verwijderen. Dat is de uitkomst van een zitting eerder deze maand waarin de kweker om het treffen van een voorlopige voorziening vroeg.
Volgens de gemeente Zundert, waar de boomkweker zijn bedrijf heeft, is de woonunit voor huisvesting van medewerkers in strijd met het bestemmingsplan én geplaatst zonder omgevingsvergunning. Zicht op legalisatie is er niet.
De zaak is er een van velen. Kwekers hebben nood aan goede huisvesting om mensen aan hun bedrijf te kunnen binden. Gemeenten staan over het algemeen echter niet erg welwillend tegenover huisvesting op eigen erf.
Voor de kweker is huisvesting van medewerkers cruciaal. Verwijderen van de unit, waarvoor al veel kosten zijn gemaakt, maakt het niet mogelijk om de bomenkwekerij op het perceel voort te zetten. Het moeten voldoen aan de last onder dwangsom voordat zijn bezwaren zijn beoordeeld, heeft volgens de kweker dan ook grote gevolgen voor hem.
De kweker stelt dat de unit, waarin werknemers gehuisvest (moeten) worden, moet worden aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk bij de kas, die als het hoofdgebouw op het perceel fungeert. De unit staat daarmee volgens de kweker ten dienste van de bestemming ‘Agrarisch’.
De gemeente stelt echter dat er geen sprake is van een bouwvlak. De kas en de schuur op het perceel van de kweker vallen volgens het college onder het overgangsrecht. Overgangsrecht moet altijd restrictief worden uitgelegd, stelt de rechter: dat de kas en de schuur vallen onder het overgangsrecht betekent niets meer en niets minder dan dat deze van het college mogen blijven staan. Een uitbreiding van de bebouwing vergroot echter de inbreuk op het bestemmingsplan en is dus niet toegestaan. De unit kon dus niet vergunningsvrij worden geplaatst.
Reden voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant om de kweker te vragen vóór 17 november 2022 de unit te verwijderen op last van de door de gemeente al ingestelde dwangsom.