Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Raad van State: "Stan­daard­boe­te voor over­tre­ding Wet ar­beid vreem­de­lin­gen is on­re­de­lijk"

Rechter verlaagt boete voor tuinbouwbedrijf na fout met aanbieden stages

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moet haar boetebeleid voor overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen aanpassen. De minister moet daarbij rekening houden met de mate van verwijtbaarheid van de overtreding. Dat staat in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2022. De uitspraak gaat over een boete die de minister had opgelegd aan een bedrijf dat stages aanbood in de tuinbouw.
 

Geen vergunning
De minister heeft aan het bedrijf een boete opgelegd van € 36.000 voor overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen. Het tuindersbedrijf heeft in 2016 negen vreemdelingen productiewerkzaamheden in de tuinbouw laten verrichten zonder dat voor hen de benodigde werkvergunningen waren verleend. De eigenaar van het bedrijf voerde aan dat hij de overtredingen niet opzettelijk heeft begaan en dat de minister dat had moeten laten meewegen bij het bepalen van de hoogte van de boete.

Verwijtbaarheid
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat de minister in het beleid onderscheid had moeten maken tussen opzet, grove schuld, normale verwijtbaarheid en verminderde verwijtbaarheid bij het vaststellen van de hoogte van de boete. Met het huidige beleid zou een werkgever die opzettelijk de wet overtreedt dezelfde boete krijgen als een werkgever die eenmalig door onoplettendheid de wet overtreedt. Dat beleid is naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak onredelijk. De minister moet haar beleid dus aanpassen.

Niet standaard een hogere boete
De Afdeling bestuursrechtspraak deed op 7 oktober 2015 al eens uitspraak over dit beleid. Toen oordeelde zij dat de minister niet standaard een fors verhoogd boetebedrag mocht opleggen. Dat hoge bedrag zou namelijk als bovengrens wel redelijk zijn bij hardnekkige malafide werkgevers, maar niet bij andere werkgevers. De minister heeft het beleid na die uitspraak aangepast met de mogelijkheid de boete in bepaalde situaties met 50% te verhogen bij bedrijven die bewust en herhaaldelijk de wet overtreden en de mogelijkheid om de boete te verlagen in geval van verminderde verwijtbaarheid. De Afdeling bestuursrechtspraak vindt dat dit boetebeleid nog steeds onvoldoende onderscheid maakt in de mate van verwijtbaarheid van de overtreding.

Voorlopig aansluiten bij ander boetebeleid
In deze zaak krijgt de werkgever dus gelijk, omdat het huidige boetebeleid onvoldoende onderscheid maakt in de mate van verwijtbaarheid. Omdat het hier om een boete gaat, moet de Afdeling bestuursrechtspraak zelf beslissen over de hoogte van de boete. In afwachting van nieuw, meer gedifferentieerd boetebeleid voor Wet arbeid vreemdelingenzaken, ziet de Afdeling aanleiding om in deze zaak en andere vergelijkbare Wav-boetezaken aan te sluiten bij het Boetebesluit socialezekerheidswetten. Hierin is namelijk wel een onderscheid is gemaakt in de mate van verwijtbaarheid. Dat betekent dat bij opzettelijke overtredingen wordt uitgegaan van 100% van het boetebedrag en voor overtredingen waarin sprake is van grove schuld van 75% van dat bedrag. Is geen sprake van opzet of grove schud dan is een halvering van de standaardboete op zijn plaats. En als sprake is van verminderde verwijtbaarheid, dan moet voorlopig worden uitgegaan van 25% van het standaardboetebedrag.

Boete voor tuindersbedrijf
Voor deze zaak betekent dat het volgende. Het tuindersbedrijf heeft de Wet arbeid vreemdelingen niet eerder overtreden, maar heeft ook niet gecontroleerd of aan de voorschriften van de wet werd voldaan. Omdat de overtreding wel verwijtbaar is, maar geen aanleiding bestaat voor het aannemen van grove schuld of opzet, neemt de Afdeling bestuursrechtspraak een boete van 50% van het oorspronkelijke standaardboetebedrag tot uitgangspunt. Dat komt in dit geval neer op een bedrag van € 2.000 per overtreding. En omdat de minister de boete al met 25% had verlaagd vanwege de langere voorprocedure, komt de Afdeling bestuursrechtspraak uit op een boetbedrag van € 1.500 per overtreding. Omdat er twaalf overtredingen op dit bedrijf zijn geconstateerd, vindt de Afdeling bestuursrechtspraak een boete van in totaal €18.000 passend.

Bron: Raad van State

Publicatiedatum: