Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

CBI 50 jaar: meer dan alleen focus op import

Tholen - Het CBI bestaat dit jaar 50 jaar. In 1971 werd het Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden opgezet door toenmalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking Bé Udink. Inmiddels internationaal beter bekend als Centre for the Promotion of Imports from developing countries heeft het CBI wereldwijd tal van groenten- en fruitexporteurs geadviseerd en geholpen de Europese markt te betreden.

Vanuit de GATT, voorloper van de huidige Wereldhandelsorganisatie, en UNCTAD kwam het idee om bedrijven in ontwikkelingslanden een voorrangspositie te geven op internationale markten, door middel van lagere importtarieven. In Nederland leidde dat tot de oprichting van het CBI. Het CBI moest de bedrijven in deze landen praktische adviezen geven over bijvoorbeeld regelgeving en de eisen van importeurs.

Bedrijven in ontwikkelingslanden kunnen deelnemen aan een coachingsproject van CBI. Zo’n project duurt ongeveer vier jaar. “Allereerst ondersteunt CBI bedrijven om te voldoen aan de eisen in de markt. Er wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de benodigde certificeringen, een exportstrategie en de constante kwaliteit van de producten. Dan helpen we hen om een entree te maken op de markt. CBI is vaak met stands vertegenwoordigd op de Fruit Logistica in Berlijn. Dat gebeurt in samenwerking met business support organisaties uit partnerlanden, waar de programmadeelnemers als exposant deelnemen,” legt Dirk-Jan Zegelaar uit. De senior programmamanager werkt dertien jaar voor het CBI en is accountmanager voor de projecten die gaan over verse groenten en fruit.

Andere regio’s
CBI werkt in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken en valt onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. In overleg met het ministerie wordt bepaald in welke ontwikkelingslanden het CBI projecten start.

Dirk-Jan ziet een verschuiving van Latijns-Amerika en Azië naar Afrika en het Midden-Oosten. “In de tijd van minister Pronk stonden alle ontwikkelingslanden op de lijst. Nu zijn dat er een stuk of dertig. Het is goed om te focussen. De voorwaarde is wel altijd dat er potentieel moet zijn. Zijn er exportmogelijkheden voor de producten die daar geteeld worden?”

Certificaten
Waar het CBI in de beginjaren gericht was op promotie en het samenbrengen van exporteur en importeur, is dat uitgebreid met technische assistentie, marketingadviezen en weer later kwam certificering daarbij. Dat begon met voedselveiligheid en werd gevolgd door maatschappelijk verantwoord ondernemen en biologische certificaten. “Niet alleen is de wet- en regelgeving veranderd, de eisen vanuit de markt zijn nu ook anders dan vijftig jaar geleden. Het is aan ons om uit te leggen waarom die eisen er zijn en bedrijven te helpen eraan te voldoen. We zijn niet in staat alle barrières weg te nemen, maar kunnen wel de mogelijkheden laten zien. Bijvoorbeeld door het delen van actuele marktinformatie, die het CBI al jaren ontwikkelt en gratis ter beschikking stelt van de doelgroep.”

Focus op duurzaamheid
In vijftig jaar is de werkwijze van CBI altijd doorontwikkeld, maar de doelgroep bestaat nog altijd uit het midden- en kleinbedrijf. “Toch is de focus wel verlegd,” vertelt Dirk-Jan. “In de beginjaren draaide het helemaal om de export. In onze nieuwe strategie staat de transitie naar duurzame en inclusieve groei centraal. Natuurlijk is export daarbij nog steeds een belangrijk middel, maar daarbij proberen we zowel op sociaal als op milieuvlak verbetering door te voeren.”

Dirk-Jan noemt een voorbeeld van een project in Ethiopië waarbij het doel is om de producten per trein en schip naar Europa te brengen, in plaats van per luchtvracht. “Uiteindelijk werken we aan het bestrijden van armoede, waarbij export een middel is om duurzame economische ontwikkeling in die landen te bewerkstelligen. Als het alleen maar gaat om de winst van een bedrijf en de medewerkers en de lokale omgeving hebben er niets aan, dan schieten we ons doel voorbij. Daarom gaan we het gesprek aan met bedrijven over de arbeidsomstandigheden. Over het opleiden van werknemers, maar ook over omgang met chemicaliën en of de sanitaire voorzieningen goed zijn. Op die manier dragen we bij aan de positie van de werknemer.”

“Ook zijn we meer naar een systeembenadering gegaan. We richten ons niet meer alleen op de exporteurs, maar werken ook samen met telersverenigingen, lokale overheden, brancheverenigingen, banken en ngo’s. We bekijken het hele systeem, van teler tot overheid. Hoe functioneert dat en hoe kunnen we dat verbeteren. Stel dat er ergens geen laboratorium is om MRL’s te testen, dan kan een bedrijf dat individueel niet oplossen en is er samenwerking met andere partijen nodig.”

Kansen op een verzadigde markt
Wie vijftig jaar geleden groenten en fruit kocht, had lang niet zoveel keuze als de consument die nu de supermarkt binnenstapt. De markt lijkt verzadigd. Zit er een plafond aan de mogelijkheden op de internationale AGF-markt? En hoelang blijft het werk van het CBI relevant?

Volgens Dirk-Jan liggen de kansen niet zozeer meer bij het introduceren van nieuwe producten op de Europese markt. “Importeurs hebben een groot aanbod en ze hebben de aanvoer goed op orde. Waar nu de uitdaging in zit, is het leveren buiten het seizoen. Als je goed in staat bent om buiten het seizoen kwaliteit te leveren en je bent betrouwbaar, dan maak je een goede kans.”

Ook voor telers van biologische producten liggen er kansen. “Dat kan voor onze leveranciers een interessante niche zijn. De groenten- en fruitsector is gericht op lage prijzen. De consument wil het product voor de laagst mogelijke prijs. CBI helpt de bedrijven echter ook rekening te houden met mens en milieu. Gelukkig neemt de vraag naar fair trade en biologische producten ook vanuit de markt toe. Dat biedt nog meer kansen voor onze exporteurs. We komen graag in contact met importeurs die op zoek zijn naar betrouwbare leveranciers uit ontwikkelingslanden,” besluit Dirk-Jan.

Dit artikel verscheen eerder in editie 6, 35e jaargang van Primeur. Zie hiervoor www.agfprimeur.nl. 

Voor meer informatie:
Dirk-Jan Zegelaar
Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden 
www.cbi.eu