Uit een recent onderzoek van de Auckland University of Technology is gebleken dat de dagelijks aanbevolen hoeveelheid groenten en fruit moeten worden afgestemd op de lichaamsafmetingen, dat wil zeggen dat hoe forser je bent, hoe meer groenten je binnen moet krijgen om hetzelfde gezondheidsvoordeel te hebben als een persoon die slanker is.
Elaine Rush, professor in de voedingsleer, ontwikkelde de 'Veggie Meter', een klein apparaat om de kleur en intensiteit van carotenoïden in de huid van zo'n 600 Nieuw-Zeelanders te meten. Uit de meting bleek dat hoe groter het lichaam hoe lager het gehalte aan carotenoïden was.
Gemiddeld zou een persoon van 100 kilo, met hetzelfde vetpercentage als een persoon van 50 kilo, dus twee maal zoveel carotenoïden binnen moeten krijgen.
Dit betekent dat een persoon met een lichaamsgewicht van 100 kilo dus zo'n 150 gram pompoen, wortelen of erwten zou moeten consumeren om aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten te komen, terwijl deze slechts 75 gram bedraagt. Ook zouden zij 300 gram salade, spinazie of snijbiet moeten eten in plaats van de standaard hoeveelheid van 150 gram om van dezelfde gezondheidsvoordelen te kunnen profiteren als een minder fors persoon.
Nieuw-Zeelanders krijgen nog altijd onvoldoende groenten en fruit binnen
Uit eerder onderzoek is gebleken dat minder dan de helft van alle kinderen in Nieuw-Zeeland voldoende groenten en fruit binnenkrijgt. Bij volwassenen geldt dit voor een derde van de bevolking. Rush vertelde aan Stuff dat de uitkomsten van haar onderzoek opnieuw aangetoond hebben dat Nieuw-Zeelanders onvoldoende groenten en fruit eten. Het beter toegankelijk maken van groenten en fruit is dan ook belangrijk voor de volksgezondheid omdat het bij kan dragen aan het voorkomen van bijvoorbeeld diabetes en hart- en vaatziekten.