Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Lokale gewassen als bron van natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen

In de tuin van Inagro staan een aantal gewassen die stoffen bevatten die kunnen dienen als gewasbeschermingsmiddel. Er is een stijgende vraag naar pesticiden van natuurlijke oorsprong wegens een steeds strenger wordende regelgeving rond het gebruik van klassieke gewasbeschermingsmiddelen. In het Interreg-project ‘Growing a green future’ wordt onderzocht welke gewassen het meeste potentieel bieden.

Gewassen met biocidewerking in de tuin
Projectpartners Karel de Grote Hogeschool (BE) en Delphy (NL) focussen zich op dit deel van het project. Er werd gestart met een uitgebreide literatuurstudie naar plantenextracten en actieve stoffen in planten die gebruikt kunnen worden in gewasbeschermingsmiddelen. Uit een lijst van 70 gewassen werden een tiental planten geselecteerd die werden aangeplant in de innovatieve tuinen. Het gaat over pyrethrum, brandnetel, boerenwormkruid, akkerdistel, akkermelkdistel, bijvoet, venkel, tijm, pepermunt, komijn, paardenbloem en kafferkoren of sorghum.

Karel de Grote Hogeschool voerde na de oogst van de gewassen extracties uit op verschillende onderdelen van de geselecteerde gewassen (bloemknoppen, loof, wortels, bladeren en stengels). Met behulp van GC-MS-analyse werd bepaald welke actieve componenten aanwezig zijn in de verschillende extracten. Ook werd de antibacteriële en antifungale werking van de extracties op laboschaal getest.

Resultaten
Door middel van een Kirby-Bauertest, waarbij schijfjes met de plantenextracten op een met bacteriën geënte agarplaat worden gelegd, werd de inhiberende werking van de extracten op de te onderzoeken bacteriesoorten bepaald. Vier bacteriën werden getest: Escherichia coli, Klebsiella pneumoniae, Staphylococcus aureus en Staphylococcus epidermidis. Hoe groter de heldere zone rond de schijfjes, hoe beter de antibacteriële werking van de plantenextracten.

De inhiberende werking op E. coli was het grootst bij komijn, paardenbloem, tijm en akkermelkdistel, op K. pneumoniae hadden bijvoet, pyrethrum, akkermelkdistel en komijn een  werking, op S. aureus hadden de plantenextracten van komijn, kafferkoren of sorghum, boerenwormkruid, tijm en akkerdistel een effect en tot slot hadden de extracten van sorghum en tijm een inhiberende werking op S. epidermis. Uit deze antibacteriële testen komen dus zeven planten met potentieel naar voor: boerenwormkruid, akkerdistel, akkermelkdistel, paardenbloem, kafferkoren of sorghum, tijm en komijn.

Voor de antifungale werking werden vier schimmels geselecteerd: Rhizoctonia solani, Botrytis cinerea, Fusarium oxysporum en Sclerotinia minor. Er werden drie verschillende methodes getest om de antifungale werking te beoordelen: het toevoegen van het extract aan een sporenoplossing van de schimmel, het mengen van het extract in een agaroplossing en het coaten van het extract op de agar.

Uit deze testen bleek dat de ideale methode afhankelijk is van de gebruikte schimmel. Extracten van boerenwormkruid, akkerdistel, akkermelkdistel en kafferkoren of sorghum werden getest. De extracten bleken een schimmeldodende werking te hebben ten opzichte van R. Solani en B. cinerea. De inhibitie was echter kleiner dan 50%, de norm die doorgaans gehanteerd wordt voor een efficiënt bestrijdingsmiddel.

In volgende testen zal de antifungale werking van andere plantenextracten worden onderzocht. Wanneer een extract gevonden wordt dat zeer beloftevol blijkt te zijn, zal naast een kwalitatieve test, waarbij we weten dat de werkzame stof aanwezig is in de plant, eveneens een kwantitatieve analyse gebeuren, waarbij de concentratie van de component bepaald wordt.

Bron: Inagro

Voor meer informatie:
Veronique De Mey
E veronique.demey@inagro.be
T 051 27 33 90

Sophie Waegebaert
E sophie.waegebaert@inagro.be 
T 051 14 03 30

Jeroen Geuens
E jeroen.geuens@kdg.be 
T 03 613 19 24 – 0472 23 79 72

Publicatiedatum: