Tholen - Een bramenteler moet meer dan anderen zijn productie afstemmen op de vraag van de markt. Voor grote pieken is er geen plaats op de kleine bramenmarkt.
Op een totaal van acht hectare teelt Bert-Jan Pippel bramen. Van begin april tot eind januari wordt er dagelijks geplukt, verpakt en verzonden. Aanvankelijk gingen de bramen de vrije markt op, inmiddels is Albert Heijn al ruim tien jaar vaste afnemer. “Daar kunnen we onze productie goed op afstemmen. We zorgen ervoor dat we zoveel mogelijk weken achtereen kunnen leveren. Daarom telen we verdeeld over een koude kas, een verwarmde kas en buiten onder regenkapjes. In de toekomst zie ik ook wel mogelijkheden voor LED-belichting, waarmee we jaarrond zouden kunnen produceren. Dat is nog echt een toekomstscenario, eerst moet de prijs ervan omlaag. En wie er in wil investeren, moet zorgen dat de afzet geregeld is, anders zit je het aanbod uit Mexico en Chili in de weg.”
Kleine markt
“Onze prijzen zijn per maand bepaald, zodat we doorgaans geen hinder hebben van lage prijzen als gevolg van overaanbod op de markt. Als we toch meer productie hebben dan gepland vanwege gunstige weersomstandigheden bijvoorbeeld, dan stemt de afnemer er acties op af of we leveren de extra kilo’s aan de vrije markt.
Het nadeel van laatstgenoemde optie is dat de bramenmarkt erg klein is, waardoor de productiepieken in verhouding erg hoog zijn. Je ziet dat telers hun productie niet altijd even goed spreiden, waardoor iedereen tegelijk los komt. Als er dan ook nog product uit Spanje op de markt is, storten de prijzen in elkaar. We krijgen dan nog maar 40 à 50 cent per doosje, terwijl de kostprijs rond de 1,40 euro ligt. Je verliest dus een euro per 150 gram. Daar hebben wij geen baat bij, maar daar heeft de handel ook niets aan. Is er overschot aan aardbeien? Dan kunnen die prima verkocht worden op de markt. Een aardbei lust iedereen en daarvoor is de markt veel groter. Frambozen gaan ook wel, maar bij bramen is het lastiger.”
Precies plukken
Dat niet alle consumenten even hard staan te springen om een doosje bramen, verklaart Bert-Jan door de wisselende kwaliteit van het zachtfruit. “Loch Ness is het hoofdras dat wij en veel andere bramentelers telen. Dat is al twintig jaar zo. Dit ras levert goede planten en goede bramen, maar deze bramen moeten wel precies op het juiste moment geoogst worden. Pluk je ze te vroeg, dan zijn ze zuur. En ben je te laat, dan zijn ze te rijp en gaat de vrucht snel kapot. Behalve Loch Ness is het aanbod van bramenrassen beperkt. In de vierentwintig jaar dat ik bramen teel, heb ik veel geprobeerd. Toch is het lastig om een braam te vinden die goed is van smaak en ook goed is qua houdbaarheid en productie. Veredelaars zijn pas sinds enkele jaren bezig met het ontwikkelen van nieuwe rassen, omdat de markt voor hen altijd te klein was om in te investeren.”
Zuinig op de plukkers
Om ervoor te zorgen dat de bakjes gevuld worden met de juiste kwaliteit bramen, zijn er in de maanden juni tot januari 40 plukkers aan het werk bij Pippel. Veel van hen komen uit Polen. Bert-Jan steekt er veel energie in om te zorgen dat ze ieder jaar terugkomen. “Juist omdat het plukken zo’n precies werkje is – het duurt zo’n twee maanden om het onder de knie te krijgen, hebben we veel baat bij ervaren werknemers."
Daar moet je dan wel wat voor doen. Hij somt op: “Zorgen voor goede huisvesting, iedereen een eigen fiets, een auto voor de boodschappen, goed internet en natuurlijk een goede beloning”, zo somt hij op. “Het zijn maar simpele dingen, maar je kunt er wel je personeel mee behouden. We belonen mensen die terugkomen en goed werk leveren met een bonus, waarbij kwaliteit is belangrijker dan snelheid van plukken.”
Besparen op plastic verpakkingen
Bij het oogsten worden de bramen direct in de consumentenverpakking gelegd om vervolgens geseald en gelabeld te worden. “Bramen zijn een kwetsbaar product die we niet teveel willen belasten. Verder heeft het als groot voordeel dat wat vandaag verpakt wordt, morgen in de winkel kan liggen. Waar we vroeger op alle bakjes deksels deden, wordt er nu veel meer geseald. Dat bespaart ongeveer dertig procent plastic. Om nog meer te besparen, worden de plastic bakjes steeds vaker vervangen door kartonnen schaaltjes en de volgende stap is een seal van bio-afbreekbaar plastic.”
Dit enigszins aangepaste artikel verscheen eerder in editie 6, 33e jaargang van Primeur. Zie hiervoor www.agfprimeur.nl.
Voor meer informatie:
Pippel Bramen
www.bramen.nl
[email protected]