Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Arend Schot, Syngenta:

“Patenten zijn niet voor niets uitgevonden”

Tholen - Patenten in de AGF-sector zijn een terugkerend onderwerp van discussie. Dat het Europees Octrooibureau daarbij intern niet op één lijn zit omtrent het patenteren van klassieke veredeling, helpt niet. Afgelopen december deed de Technische Kamer van Beroep van het octrooibureau een uitspraak die het misschien toch weer mogelijk maakt om op resultaten uit klassieke veredeling een patent aan te vragen. Arend Schot, regiodirecteur voor Europa, het Midden-Oosten en Afrika bij veredelaar Syngenta, volgt de ontwikkelingen op de voet. Hij werkte de afgelopen jaren in diverse Europese landen, Brazilië en China, maar sinds tweeënhalf jaar is hij weer terug in Nederland.

Dat patenten in AGF-sector onderwerp van discussie zijn, zal u niet ontgaan zijn. Hoe kijk u hier tegenaan en hoe verklaart u die ogenschijnlijk alsmaar toenemende ophef?

“De ophef die je ziet ontstaan rondom patenten, speelt in mijn ogen niet alleen in de AGF-sector. In het algemeen is er, zeker de laatste jaren, ophef rondom het gebruik van technologie in de land- en tuinbouw en ook daarbuiten is technologie vaak niet onomstreden. In die hele discussie rondom technologie worden helaas weinig feiten gebruikt. Het is daardoor vaak geen feitelijke discussie, maar meer een opiniediscussie.

De opkomst van internet speelt in het verspreiden van die discussie zeker een rol, maar ik denk dat sociale media eerder het probleem zijn. Mensen zijn vaak niet goed op de hoogte van wat technologie, van wat veredeling, precies inhoudt. Het internet kan juist dan heel handig zijn, want het is een democratisch medium waartoe vrijwel iedereen toegang heeft. Je kunt er, als je de tijd neemt, heel veel informatie vinden om te begrijpen wat wij als veredelaars bijvoorbeeld doen. Op sociale media gaat het daarentegen meer om opiniedeling, opiniedeling over patenten die dus niet altijd op feiten is gebaseerd. Internet en sociale media bijten elkaar hierin een beetje.

Mensen zijn volgens mij niet zozeer tegen technologie, maar maken zich meer zorgen over het gebruik ervan en de achterliggende doelstellingen van bedrijven. Voor een deel komt dat omdat wij als veredelaars in het verleden te weinig hebben uitgelegd wat wij precies doen. De vraag is alleen dat als je zoiets wilt doen, wat je dan moet uitleggen. Het hele veredelingsproces is lastig uit te leggen.

Wat wij kunnen doen, is nog beter laten zien wat wij doen op een nog toegankelijkere manier voor een zo breed mogelijk publiek. Het zou heel mooi zijn als het met veredeling zo simpel is als dat het soms op het internet wel gesteld wordt, namelijk dat wij ‘een aantal zaadjes die we zelf ergens gratis hebben verkregen met elkaar kruisen’ waarna er ‘hopla’ een nieuw product ontstaat waarop een patent kan worden aangevraagd.

Zo gaat het natuurlijk niet. Zeker Nederlandse veredelaars hebben een unieke positie opgebouwd in de veredeling van groentenzaden. De laatste jaren is er daarbij sprake van een mix van ervaren mensen met veel kennis van klassieke veredeling en jongere mensen uit andere generaties die nieuwe technologieën inbrengen. Het is een zeer kennisintensieve tak van sport waaraan mensen snel voorbijgaan.

En vergeet daarbij niet dat vijftien tot twintig procent van onze omzet ingezet wordt voor de ontwikkeling van nieuwe rassen. Dat is een zeer hoog percentage in vergelijking met andere industrieën, vergelijkbaar met bijvoorbeeld de ontwikkeling van medicijnen.”

De ontwikkeling van nieuwe rassen gaat uiteraard niet zomaar, maar zijn patenten echt nodig?

“Patenten zijn zeker nodig. Bij veredelen gaat het van duizenden kruisingen via selectie en terugkruising naar uiteindelijk één ras, één genenset. Het patent dat je daarop aanvraagt, is heel belangrijk omdat het gaat om een langjarige, dure investering. Een patent dient om de voorsprong die je hebt opgebouwd en waarin je flink hebt geïnvesteerd, niet zomaar te verliezen. Zeker nu het met steeds betere technologieën, waaronder het gebruik van moleculaire markers, mogelijk is om eigenschappen weer in te kruisen bij nieuwe rassen zonder dat het dure, voorafgaande proces helemaal doorlopen is.

Nieuwe technologieën zoals CRISPR-Cas maken dat voor veredeling een kleinere tijdsinvestering nodig is, maar tegelijkertijd nemen de kosten voor het investeren in mensen en de benodigde technische materialen alleen maar toe. Denk aan laboratoria waarin precies wordt uitgezocht om welk precies enzym het gaat.

Patenten zijn ook bij bijvoorbeeld CRISPR-Cas hard nodig. Patenten zijn ook niet voor niets uitgevonden. Een patent geldt voor twintig jaar, maar effectief biedt een patent maar tien tot vijftien jaar bescherming omdat het jaren kost om een nieuw ras vanuit het veredelingsproces te selecteren, positioneren en introduceren.

Zonder patenten zou de motivatie verdwijnen om te innoveren. Het zou dan net zo makkelijk zijn om te wachten op een ontdekking en die te kopiëren. Dan gaat de wet van de remmende voorsprong spelen. Juist vooruitdenken, de markt verkennen, dat is waar je je als veredelaar mee probeert te onderscheiden. Het is belangrijk om te weten wat er in de markt speelt om terug te kunnen investeren in nieuwe relevante producten voor de toekomst. Daarin gaat een groot deel van onze investeringen zitten. 

Vergeet ondertussen niet dat iedereen toegang heeft tot de volledige genenpool. Scoutingsacties op zoek naar nieuwe genen in de wilde natuur worden bijvoorbeeld door de hele sector gefinancierd. Het hele innovatieproces dat veredelaars willen beschermen zit hem in de ontwikkeling van rassen. Het gaat daarbij om heel veel facetten, onder andere of een ras teelbaar en vermarktbaar is. De unieke eigenschap waarop vervolgens een patent wordt aangevraagd, is vervolgens maar een heel klein deel van de hele genenset die je als veredelaar op de markt brengt.”

Hoe staat het eigenlijk met het International Licensing Platform? Je hoort er relatief weinig over, maar zou dit platform niet juist een (deel) van de oplossing voor alle ophef kunnen zijn?

“Het International Licensing Platform (ILP) bestaat op 13 november vijf jaar. Het is opgericht in 2014 en er zijn elf veredelaars aangesloten. Elf klinkt als weinig, maar het platform richt zich vooral op de groenteteelt en de aangesloten veredelaars samen vormen een groot deel van de wereldmarkt. Alle bedrijven houden er dezelfde maatstaven op het gebied van intellectueel eigendom op na.

Een patent biedt veredelaars bescherming, maar tegelijkertijd ook een stuk transparantie over waar een innovatie vandaan komt. Andere veredelaars kunnen daar profijt van hebben. In theorie kunnen bedrijven namelijk, als ze geen patent aanvragen, innovaties helemaal stilhouden. Dan zou de sector helemaal niet vooruitkomen. Juist in het ILP worden tussen bonafide bedrijven, die technologie op dezelfde bonafide manier toepassen, innovaties gedeeld. Hierdoor is het mogelijk om snel de ene innovatie op de andere te stapelen om verbeteringen door te kunnen voeren. Tegen een geringe vergoeding worden innovaties binnen het platform onmiddellijk beschikbaar gesteld. Er is dus als het ware een uitwisseling, noem het een ruilhandel, in patenten gaande. Daarmee helpen aangesloten deelnemers elkaar om te innoveren, dat is tenminste de doelstelling.”

In de FAQ op de website van Syngenta staat ook de vraag wat de Chinese invloeden binnen Syngenta betekenen voor de bedrijfshouding t.o.v. patenten. Mogen we ervan uit gaan dat, omdat het in de FAQ’s staat, het een issue is?

“In feite zijn wij als veredelaar, maar ook in de gewasbeschermingstak Crop Protection, bezig met intellectueel eigendom, met unieke producten die wij uiteraard willen beschermen net als andere technologiebedrijven. Nu wij als van oorsprong Zwitsers bedrijf in Chinese handen zijn gekomen, verandert daar niets aan. Wij blijven dezelfde houding innemen tegenover patenten en zullen innovaties ook, binnen de mogelijkheden die wetgeving biedt, blijven beschermen.

Toch verraadt de vraag in onze FAQ’s wel dat het een discussiepunt is geweest. De vraag houdt mensen bezig en zette ook mij aan het denken. Daarbij is het ook voor de andere leden van het ILP belangrijk om te weten of er iets in onze visie veranderd. China heeft op het gebied van intellectueel eigendom op basis van het verleden niet zo’n goede naam. In de ogen van sommigen staat ‘made in China’ voor het ‘inpikken’ van intellectueel eigendom om het na te maken en er vervolgens geld mee te verdienen. Geld dat de innovator zelf vervolgens misloopt.

China is inmiddels echter flink aan het ontwikkelen en ook zelf aan het innoveren. Zij hebben er dus ook alle belang bij om hun eigen intellectueel eigendom te beschermen. Net zo goed als dat zij ons als veredelaar gekozen hebben vanwege ons intellectueel eigendom. Intellectueel eigendom waarin zij nu dus zelf geïnvesteerd hebben. China wil zich tegenwoordig ook op een steeds internationalere manier beschermen op het gebied van intellectueel eigendom. Met de Chinese overheid zijn wij ook in gesprek om voor een nog betere bescherming van intellectueel eigendom te zorgen.”

Hoe staat Syngenta tegenover patenten en de toegang van ontwikkelingslanden tot innovaties? Gaat Syngenta in zulke gevallen soepeler om met de regels?

“Ik ben als regiodirecteur verantwoordelijk voor zowel Europa, het Midden-Oosten als Afrika, dus ik heb dagelijks te maken met drie ontwikkelingssnelheden, elke regio is anders. Eén van de vijf pilaren in ons Good Growth Plan is het brengen van welvaart aan armere telers en het delen van technologieën met derdewereldlanden. Daarin investeren wij veel. Telers in die landen hebben echter voorlopig niet zoveel interesse in een super smakende tomaat, maar eerder in robuust voedsel dat ze veilig kunnen telen.

Het belangrijkste wat wij in die landen brengen is educatie, het telers leren gebruiken van nieuwe technologien en met het vermarkten van hun producten. Daar hebben wij bij Syngenta lokale teams voor en de Syngenta Foundation. Ook werken we op dit vlak samen met internationale organisaties, met de Nederlandse overheid en met andere veredelaars. Het vermarkten van patenten in die zich geleidelijk ontwikkelende markten staat daar voorlopig nog heel ver vandaan. Tegen de tijd dat telers daar interesse krijgen in innovaties, zijn de patenten al lang en breed verlopen. Daar maak ik mij dus helemaal niet druk om.”

Hoe ziet u de toekomst van patenten in de AGF? Zou het de kant op kunnen gaan van alleen nog patenten op AGF als het om kleur, smaak en uiterlijk gaat? En dus geen patenten meer op zaken die die het wereldvoedselprobleem aangaan zoals resistenties?

“Dat verwacht ik niet, maar het bracht mij wel aan het denken. Want wat zijn eigenlijk de ‘belangrijkste’ veredelingsdoelstellingen? Resistenties staan daarbij onomstotelijk vast en ook technologieën om rassen te ontwikkelingen die met minder water toe kunnen of met minder gewasbeschermingsmiddelen springen direct in het oog.

Maar zijn kleuren, smaak en een aantrekkelijk uiterlijk van groenten en fruit dan minder belangrijk? Volgens mij juist niet. In het licht van de wereldwijde discussie rondom gezonde voeding is het misschien zelfs wel veel belangrijker aan het worden. Veel mensen hebben in hun dagelijkse voedingspatroon tegenwoordig in steeds grotere delen van de wereld eerder een calorieënoverschot. Daar kunnen veredelaars, daar kunnen wij, met innovaties zoals snoepgroenten wat aan doen. Groenten zijn hierdoor de laatste jaren aantrekkelijker geworden voor de consument. Veredelaars een belangrijke rol in het verder laten groeien van de wereldwijde groenten- en fruitconsumptie. En daar horen ook patenten bij om veredelaars te blijven motiveren om te innoveren.

Innovaties ook op het vlak van duurzaamheid en voedselverspilling. Zo ontwikkelden wij een zaadloze meloen die na het snijden nog een week lang houdbaar is zonder dat het water eruit loopt. Ook steeds robuustere groenten en fruit worden steeds belangrijk om verspilling tegen te gaan. Het is daarom echt jammer dat technologie niet altijd begrepen wordt en grote bedrijven standaard als bedreiging worden gezien. We werken als Syngenta met 28.000 mensen die, behalve dat ze zelf ook hele kritische consumenten zijn, met heel veel kennis en passie werken aan het oplossen van echte wereldproblemen en dan bij de groentenzaden vooral aan duurzame productie van gezonde en smakelijke producten.” 

Het artikel verscheen eerder in editie 2, 33e jaargang van Primeur. Zie hiervoor www.agfprimeur.nl

Voor meer informatie:
Syngenta
www.syngenta.nl

Arend Schot
arend.schot@syngenta.com