Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Dr. Leon Mur, kenniscentrum plantenstoffen

Waar blijven de veredelaars?

Paprika’s, broccoli, aubergines: we vinden het tegenwoordig volstrekt normaal dat de groenteschappen hiermee vol liggen. Maar dit is niet altijd zo geweest. Paprika, bijvoorbeeld, is pas in de jaren zeventig gemeengoed geworden, nadat deze groente in Nederlandse kassen werd geïntroduceerd. Ik pleit ervoor om ook met deze ogen te kijken naar planten die nu nog geen onderdeel uitmaken van de Nederlandse tuinbouw, en deze te gaan gebruiken voor toepassingen die we voorheen niet voor mogelijk hielden. De tuinbouw heeft al letterlijk duizenden soorten tot zijn beschikking en er is geen reden waarom dit er niet nog meer kunnen worden. Onlangs berichtte ik al over een initiatief om maar liefst vijftienhonderd commerciële teelten te screenen op hoogwaardige inhoudsstoffen. Daar waar de toekomst van de biobased economy nog veelal wordt geassocieerd met het volume van de akkerbouw, ben ik ervan overtuigd dat die toekomst ook voor de grote (bio-)diversiteit in de tuinbouw opgaat.

Even geleden sprak Rudy Rabbinge over de biobased economy. Hij noemde twaalf toepassingen van biomassa, geordend van een hoge toegevoegde waarde naar een lagere toegevoegde waarde, die allemaal met een F beginnen, zij het met wat smokkelen. Bovenaan stonden de farmaceuticals, fragrances en functional molecules, daarna volgden flavours en flowers, fruits, fresh vegetables, food crops, fodder, fermentation products, fibers en fuel. Hoewel we als sector trots zijn op onze groenten, fruit en bloemen, is het de moeite waard om ook naar de andere toepassingen uit dit rijtje te kijken. Zo leveren geurstoffen uit bloemen in parfum vele malen meer op dan die bloemen zelf, wordt één van de duurste specerijen ter wereld, natuurlijke vanille, gewonnen uit orchideeën, en halen we uit vingerhoedskruid ingrediënten voor hartritmestoornissen (lees het artikel hierover elders in deze nieuwsbrief). Om nog maar te zwijgen over huidcrèmes met druivenextract en fruitzuren of verzorgingsproducten met aloë vera.

Toch zie ik om me heen iets gebeuren wat me zorgen baart. Bladeren, resten, schillen – we verwachten nogal wat van de producten die we voorheen op het land achterlieten, als veevoer gebruikten of in de biovergister stopten. Natuurlijk is het fantastisch als we reststromen kunnen inzetten voor markttoepassingen, maar ik wil waarschuwen voor oogkleppen. Een aanzienlijk deel van onze tijd en inspanningen zou juist moeten gaan naar het opzetten van nieuwe teelten en het zoeken naar nieuwe gewassen. Naar mijn stellige overtuiging is hier nog een wereld te winnen. Ik zie hier een belangrijke rol weggelegd voor bedrijven op strategische posities in de keten, zoals de veredelaars. Uit die laatste hoek blijft het voor mijn gevoel nog veel te stil. Nederland is een toonaangevend land in de veredeling van groenten en siergewassen en ook hebben wij gespecialiseerde weefselkweek- en biotechnologiebedrijven. De tijd is aangebroken om die kennis nu ook in te zetten voor het opentrekken van nieuwe markten buiten het reguliere blikveld. Zodat binnenkort een gewas dat we nu nog niet kennen niet meer is weg te denken uit de Nederlandse tuinbouw.

Bron: Kenniscentrum Plantenstoffen
 
Publicatiedatum: