Maandag 16 april
Na een vroeg vertrek op maandag en een korte vlucht naar Wenen, werd er in de ochtend een eerste bezoek gebracht aan een Weense tomatenteler. Op 3,5 hectare worden meerdere soorten geteeld, onder andere: Bonaparte, Dunne en Campari. Het bedrijf is vergelijkbaar met de Hollandse bedrijven en maakt gebruik van een WKK voor de warmteproductie. Telers in Oostenrijk moeten profiteren van een vroege productie. Tot begin juni zijn de omstandigheden beter dan in Nederland. In de zomer kan het, door het landklimaat, behoorlijk warm worden met dagtemperaturen van 30°C en nachttemperaturen van boven de 20°C. Er wordt na oud en nieuw gestart met 3,4 stengels per vierkante meter. Dit was nu 3,7 geworden. De productie lag op 6 kilogram eind week 15. De tomaten mogen niet te grof worden en het vruchtgewicht mag liever niet boven de 120 gram komen. Ook worden de tomaten zeer rood geoogst. De markt wenst dit van de telers. De markt is bereid om een 20% meerprijs te betalen ten opzichte van concurrerend importproduct.
Na een stevig ‘ontbijt’ stond er een bezoek aan LGV gepland. LGV is een telers coöperatie. Met 215 leden is deze coöperatie goed voor 60% van de Oostenrijkse groentenproductie. Jaarlijks wordt er 52.000 ton product vermarkt. De productie vindt plaats op 650 hectare open land en 195 hectare bedekte teelt. De bedekte teelten zijn goed voor 80% van de omzet. De belangrijkste producten zijn: tomaat (35%), paprika (23%) en komkommer (18%). Oostenrijk is sterk gericht op de interne markt. Alleen in de zomer is er te een kleine productie die geëxporteerd wordt. De marketingstrategie is het laatste jaar gericht op de herkomst en het gezicht van de producent. De Oostenrijkse consument hecht hier grote waarde aan en is bereid om ook meer te betalen voor nationaal product.

In de middag werd er een bezoek gebracht aan twee telers (komkommer en paprika) in Wenen. Het teeltgebied is gelegen tussen de stad en de industrie. Telers kunnen gebruik maken van warmte van de nabij gelegen industrie. Duidelijk is dat de ontwikkeling van de bedrijven hier moeilijk is. Door de onduidelijke toekomst en de beperkte ruimte wordt er niet veel geïnvesteerd of ontwikkeld. Bedrijven hebben vaak een combinatie van kassen en folietunnels. De teelten staan er netjes op en er wordt duidelijk aandacht besteed aan het gewas. Bij het komkommerbedrijf, van 1,2 hectare, wordt er gewerkt met het ras Proloog en er wordt drie keer per jaar geplant. De vruchten worden centraal gesorteerd. De productie ligt rond de 135 stuks. In tegenstelling tot tomaten wil men bij komkommer juist grovere vruchten. De CO2-behoefte werd voorzien door middel van vloeibare CO2. Bij het paprikabedrijf was er voor gekozen om geen gebruik te maken van CO2. Op een bedrijf van 2,5 hectare werden er meerdere kleuren en rassen geteeld. De vruchten worden centraal gesorteerd en per stuk afgerekend.

Dinsdag 17 april
Dinsdagochtend ging de reis naar Burgerland. Verspreid in dit gebied staan kassen en folietunnels, waarin diverse producten worden geteeld. De grond is goedkoop en er is voldoende ruimte voor ontwikkeling en uitbreiding. Bij een keuze voor een locatie is het belangrijk om goed te kijken naar de infrastructuur voor gas en bereikbaarheid. Het eerste bedrijf was hier gericht naar op zoek gegaan en had 23 hectare aangekocht. Op het moment is er 5,6 hectare gas gebouwd. Naast een traditionele ketel werd er door middel van een houtketel in de warmte voorzien. Het hout werd via boomstammen aangevoerd, die vervolgens werden versnipperd. Naast Brioso en Campari werd er ook nog cherrytomaten geteeld. De tomaten worden zelf verpakt. De toekomstvisie van dit bedrijf was niet gericht op sterke groei, maar meer op verbreding en een duurzame productie. Zo werd het afval ter plekke al verwerkt tot compost. Het volgende bedrijf was ook een jong en modern bedrijf, dat in de afgelopen jaren gegroeid is tot 5 hectare. De warmte en CO2 wordt hier door een WKK geleverd. Ook hier werd er met aandacht gewerkt en was men bewust bezig om te laten zien wat er op het bedrijf gebeurt.
Aan het eind van de middag ging de route naar Perlinger. Dit bedrijf van twee broers combineert teelt en handel. In tien jaar heeft het bedrijf 40% van de Oostenrijkse markt in handen en is het de concurrent van LGV. Naast een deel eigen productie word er veel product ingekocht bij aangesloten telers. Het pakket, wat geleverd wordt, is breed en wordt aan diverse organisaties geleverd. In een modern pakstation worden de diverse producten gesorteerd en verpakt. Ook hier wordt duidelijk dat de handel bepaalt wat er geproduceerd moet worden.

Op de terugweg werd er nog een bezoek gebracht aan een supermarkt. Op de groentenafdeling was er breed assortiment tomaten aanwezig, voornamelijk van Oostenrijkse oorsprong. Ook de andere producten waren voornamelijk afkomstig uit Oostenrijk. Hier werd het verhaal bevestigd dat alleen bij onvoldoende eigen productie dit wordt aangevuld met import.
Duidelijk werd dat ook de telers in Oostenrijk kampen met veel dezelfde problemen als de Hollandse telers. Arbeid, energie en de markt zijn de belangrijkste aspecten waar de ondernemers zich op richten naast de teelt technische zaken. In een korte tijd kregen de deelnemers een goed beeld van de huidige stand van zaken van de teelt en markt in Oostenrijk.
Klik hier om de fotoreportage te bekijken
Auteur: Jan Varekamp
LTO Groeiservice
www.groeiservice.nl
[email protected]