Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Niels Louwaars (Plantum):

"Een prachtige Topsector!"

Half september 2011 is Niels Louwaars begonnen als directeur van Plantum, de branchevereniging voor bedrijven uit de sector plantaardig uitgangsmateriaal. Hij is sindsdien bezig om door bedrijfsbezoeken zijn leden te leren kennen. Na jarenlang in de tropen gewerkt te hebben in het zaaizaad, raakte hij betrokken bij de internationalisering van Wageningen UR en verrichtte daarna beleidsonderzoek rondom veredeling.

Niels Louwaars vindt het volkomen terecht dat de sector uitgangsmateriaal (samen met de tuinbouwsector) is benoemd tot Topsector. “We zijn immers de grootste exporteur van plantaardig uitgangsmateriaal ter wereld”, zegt hij. “Samen met de Verenigde Staten, Frankrijk en Duitsland vormen wij de top-4 van uitgangsmateriaalproducenten. En in groente zijn we de onbetwiste nummer een. Dit wordt ook internationaal erkend.”

De sector is sterk geïnternationaliseerd. Die internationalisering verloopt langs drie lijnen. “Natuurlijk is de Nederlandse handel in zaad altijd al een internationale handel geweest. Voor de tuinbouwzaden en pootaardappelen geldt dit nog breder dan voor de akkerbouwzaden. Nu is ook de zaadteelt internationaal geworden. Nederlandse bedrijven vermeerderen het zaad over de hele wereld. Was het vroeger de regio Enkhuizen, gevolgd door Italië en Spanje; tegenwoordig wordt geteeld in China en India, maar ook in Chili en op het Afrikaanse continent. Derde ontwikkeling is het oprichten van dochterondernemingen in het buitenland of het onderdeel worden van een internationaal bedrijf. Kortweg zie je wereldwijde teelt, onderzoek naar en behandeling van zaad in Nederland en wereldwijde (her)export vanuit ons land.”

Drijvende kracht

Kijken wij naar wat de Nederlandse sector uniek maakt, dan zegt Louwaars: “De sector uitgangsmateriaal drijft op de innovatieve kracht van de bedrijven. Zij geven daar enorme bedragen aan uit. Ook daarom ben ik blij met de aanwijzing als Topsector. Want uitvloeisel daarvan is dat de overheid publiek-private samenwerking zal stimuleren en dat is goed voor ons. Als je innoverend vermogen gevaar loopt, kom je als sector op een hellend vlak. Zelfs nu een groeiend aantal bedrijven in buitenlandse eigendom is, blijft het een oer-Nederlandse sector, die als onderdeel van onze kenniseconomie in ons land kennisintensieve banen schept. Eén voorbeeld van innovatie zonder een naam te noemen. Ik bezocht een bedrijf in onze sector dat zich heeft gespecialiseerd in bladrammenas. Is niet eetbaar, maar gebleken is dat je er aaltjes mee kunt bestrijden die zich in diverse gewassen voordoen. Dit wordt nu uitgetest tussen de wijnstokken in Chili en als die test slaagt, ligt daar een grote markt open.”

Wat ziet hij als risico of bedreiging? “Een belangrijk punt is dat de sector altijd dicht bij de klant (teler en tuinder) heeft gestaan – en ook dicht bij de overheid met name op het gebied van keuringsdiensten en onderzoek. Ook kwekersrecht is een belangrijke factor in het succes. Een goede balans tussen de rechten van de teler of tuinder en van de veredelaar. Nu dreigt de opkomst van het octrooirecht in onze sector die relatie ingrijpend te veranderen. Je kunt je afvragen of het terecht is dat in de natuur aanwezige eigenschappen ofwel plantaardige genen octrooieerbaar zijn. Het is iets dat veel invloed zal uitoefenen op de sector en daar moet vanuit de maatschappij door de politiek goed over worden nagedacht.”

Louwaars wijst op een gerelateerde kwestie: “Genetisch gemodificeerde organismen (GGO) staan door het vertrek van BASF naar Amerika weer volop in de belangstelling. Maar er bestaan inmiddels veredelingstechnieken, die weliswaar gebruikmaken van moleculaire methodes, maar geen GGO opleveren. Bijvoorbeeld cisgenese, waarbij je via een tussenstap in het laboratorium in een andere plant binnen dezelfde soort een eigenschap overzet. Die technieken mogen niet stuk gereguleerd worden. Want als je ook dit onder GGO-wet- en regelgeving zou brengen, blokkeer je de mogelijkheden voor de kleinere bedrijven in de sector.”

Als derde risico identificeert hij de strenger wordende fytosanitaire eisen vanuit opkomende economieën. Maar ook binnen de Europese Unie en in eigen land moeten wij de zaken helder zien, vindt Louwaars: “Nederland wil soms preciezer zijn dan de rest van de wereld. In Europees verband is er veel discussie over welke gewasbeschermngsmiddelen zijn toegestaan. Prima als een verbod geldt voor gebruik in het open veld, maar als ook het gebruik van een minieme hoeveelheid rondom een zaadje (in het bolletje klei eromheen, red.) wordt verboden, schieten we door.”

Internationale markten

Louwaars breekt een lans voor Afrika als exportregio. “Hoewel lastig, zien we dat Afrika nu begint op te komen. Een goede combinatie van maatschappelijke drive en business kan het zakendoen in dat continent aandrijven. Vanuit de Topsector zou kunnen worden gelinkt met ontwikkelingssamenwerking. Als bedrijven investeren en dat een aantal jaren geen winst oplevert, hebben die wel een duwtje in de rug nodig van de overheid. Niet zolang geleden was er een missie van de sector uitgangsmateriaal naar Ethiopië. Tijdens de voorbereiding zei een van de ondernemers ‘Ja, wij vroegen ons echt af of we moesten deelnemen. Zo’n regio met hongersnood, oorlog enzovoort’. Maar juist daar kan Nederland met zijn technologie bijdragen. Kennis overbrengen, arbeidsplaatsen creëren en uiteindelijk markten openen. Het gaat erom hoe je als bedrijf omgaat met politieke instabiliteit, hoe blijf je netjes zakendoen en dergelijke.”

LNV-raden

“Ik heb nog een risico bedacht’, zegt Louwaars tot slot. “De communicatie richting de consument in de EHEC-crisis was niet ideaal. Als zomaar en te snel wordt gewezen naar bepaalde mogelijke oorzaken, komen primaire sector en agribusiness in de problemen. Dat hebben wij gezien. Op zo’n moment - maar ook als fytosanitaire eisen oneigenlijk ingezet worden - zijn de LNV-raden cruciaal. Praktisch ingesteld en zich bevindend op een diplomatieke post, kunnen zij op een diplomatieke manier sleutelfiguren benaderen met een overtuigend verhaal. Ik hoop dan ook van harte dat de technische achtergrond van de LNV-raden in stand blijft.”

Bron: Berichten Buitenland, LNV
Publicatiedatum: