De notitie gaat over de rol van ethische aspecten bij octrooiering van iotechnologische uitvindingen. Daarbij wordt getracht een antwoord te geven op vragen als:
- Welke ruimte biedt het huidige octrooirecht voor morele afwegingen?
- Is die ruimte voldoende?
- Is het octrooirecht bruikbaar om (moreel) ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan
Genoeg ruimte
Geconstateerd wordt dat het octrooirecht ruimte biedt voor morele afwegingen bij octrooiaanvragen en – verlening voor biotechnologische uitvindingen. Zowel in de nationale en internationale regelgeving zijn voldoende waarborgen in de octrooiwetgeving opgenomen om ongewenste octrooien tegen te kunnen gaan zowel in de fase tijdens als na octrooiverlening.Octrooirecht niet bruikbaar
Octrooirecht blijkt echter niet of nauwelijks bruikbaar om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan:- Het onthouden van octrooirecht voorkomt het doen van uitvindingen niet. Daarvoor is altijd specifieke wetgeving nodig.
- Het onthouden van octrooirechtelijke bescherming kan uitnodigen om bijvoorbeeld via geheimhouding de uitvinding te beschermen. Daaraan kleeft het nadeel van onttrekking van de uitvinding aan de openbaarheid en dus ook discussie over de toelaatbaarheid van octrooiverlening en commerciële exploitatie.
- Geheimhouding bevordert de kans dat investeringen worden gedaan waarvan de uitkomst al bekend had kunnen zijn via octrooipublicaties. Het onthouden van octrooirecht aan bepaalde uitvindingen kan mogelijk onbedoeld een impuls geven aan commerciële R&D, omdat voortbouwen op dergelijke uitvindingen dan zonder licentie en dus goedkoper mogelijk is, indien andere wetgeving geen verbod of beperkingen oplegt.
- Het onthouden van octrooirecht kan de betrokkene benadelen indien voortschrijdend inzicht of veranderde maatschappelijke opvattingen alsnog ruimte bieden voor de toepassing van de uitvinding die dan octrooirechtelijke bescherming zou moeten ontberen. De kans op terugverdienen van de gedane investeringen wordt natuurlijk kleiner indien het ontbreken van octrooirecht er toe leidt dat concurrenten dan vrijelijk, dat wil zeggen zonder toestemming van of vergoeding aan de octrooihouder, de uitvinding kunnen exploiteren.
Zie voor meer informatie de notitie Dode letter of levende materie? - Openbare orde en goede zeden in het octrooirecht voor biotechnologische uitvindingen.