Van Dam informeert Tweede Kamer over afwegingskader GGO-gewassen
De deelnemers onderkennen dat de opvattingen over welke criteria in een afwegingskader opgenomen dienen te worden, mede afhangt van de visie op hoe de Nederlandse landbouw eruit zou moeten zien en aan welke voorwaarden deze zou moeten voldoen. Veel van de genoemde elementen gelden als algemeen uitgangspunt voor de Nederlandse landbouw en zijn niet specifiek gerelateerd aan GGO-teelt, zoals duurzaamheid, behoud van biodiversiteit, keuzevrijheid voor telers, behoud van de Nederlandse positie op het gebied van kennisontwikkeling en innovatie en de sociaaleconomische positie van telers. De onderscheidende elementen voor GGO-teelt zijn volgens de deelnemers het voorkomen van uitkruising van gewassen door co-existentiemaatregelen, exportschade van reguliere en biologische telers door GGO-teelt en maatschappelijke onrust die GGO-teelt met zich mee kan brengen. Ook kan de teelt van GGO-gewassen specifieke voordelen hebben ten opzichte van reguliere gewassen volgens sommige deelnemers.
Partijen die bij voorkeur geen GGO-teelt in Nederland willen, melden in de consultatie dat hun mening onder meer gebaseerd is op negatieve ervaringen met teelt van transgene herbicide resistente gewassen buiten Europa die geleid hebben tot een toename van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, tot schaalvergroting en tot afhankelijkheid van telers van enkele grote zaadbedrijven. Ook wordt GGO-teelt wel gezien als bedreiging voor het imago en de exportpositie van de biologische en reguliere landbouw. Op dit moment is er geen commerciële GGO-teelt in Nederland waardoor volgens deze deelnemers Nederlandse landbouwproducten een goede afzetmarkt hebben. GGO-teelt zou ondanks co-existentiemaatregelen de GGO-vrije uitstraling van de producten aan kunnen tasten.
Partijen die vinden dat GGO-teelt toegestaan moet worden mits deze op Europees niveau veilig is bevonden en toegelaten, refereren aan de bijdrage, die GGO-gewassen kunnen leveren aan een duurzame landbouw. Zij noemen de nuttige eigenschappen die GGO-gewassen kunnen hebben waarmee ziekten en klimaatverandering het hoofd kunnen worden geboden, waardoor deze gewassen mede bijdragen aan voedselzekerheid omdat er minder gewassen verloren gaan tijdens de teelt. Daarbij kan met genetische modificatie sneller worden ingespeeld op planteigenschappen waaraan behoefte is dan met reguliere veredeling, die doorgaans langer duurt. Ook benadrukken zij de belangrijke positie van de Europese landbouw ten opzichte van de rest van de wereld voor wat betreft kennis, innovatie en handelspositie en hechten zij aan het behoud daarvan. Het verbieden van GGO-gewassen zou een belemmering hierbij vormen.
Er bestaan bij de deelnemers verschillende opvattingen over hoe het kabinet de genoemde elementen zou moeten wegen om te komen tot een besluit over een GGO-gewas. Deelnemers onderkennen dat het bestaande landbouwbeleidskader al veel van de door hen genoemde elementen afdekt, waarbij sommige partijen twijfel uiten of dit beleid volstaat voor het geval er GGO-teelt in Nederland zou plaatsvinden. Vooral de biotechnologische sector en de reguliere landbouwsector zijn van mening dat het bestaande beleid volstaat en, samen met de marktwerking, GGO-teelt voldoende reguleert. Zij wijzen hierbij op de situatie voordat er sprake was van een nationale teeltbevoegdheid, waarbij de Europees toegelaten GGO-gewassen in Nederland niet werden geteeld omdat deze gewassen voor de telers blijkbaar onvoldoende aantrekkelijk waren. Sommige van deze partijen geven daarom aan dat naar hun mening de nationale teeltbevoegdheid in Nederland niet hoeft te worden geïmplementeerd en een nationaal afwegingskader onnodig en onwenselijk is. De biologische sector en maatschappelijke organisaties leggen de nadruk op het belang van overheidsingrijpen om vooral (het imago van) de biologische landbouw te beschermen, met als ultieme maatregel een verbod op teelt van een GGO-gewas. Zij vinden dat bestaande beleidskaders niet altijd afdoende zijn om GGO-teelt te reguleren, met als voorbeeld de co-existentiemaatregelen die naar hun mening niet alleen op scheiding van gewassen tijdens de teelt zouden moeten zien maar ook op transport en opslag van gewassen. Uit het rapport blijkt voorts dat er soms onduidelijkheid bestaat over de reikwijdte van nationaal en Europees beleid. Het is bijvoorbeeld niet bij alle deelnemers bekend welke aspecten precies gedekt worden door de veiligheidsbeoordeling die ten grondslag ligt aan de Europese toelating van GGO-gewassen.
Deelnemers zijn het eens dat deskundigen en stakeholders een rol moeten krijgen in het proces van afweging en geven aan dat het uiteindelijk een politiek besluit van de bewindspersoon is om teelt van een GGO-teelt te verbieden of niet.
Lees de volledige brief hier.