Kleine zaadbedrijven kunnen niet op tegen multinationals
In de voorstellen van de Europese Commissie is ruimte om materiaal van oude rassen op kleine schaal onderling tussen boeren te ruilen en te verhandelen. Als boeren dit willen doen moeten ze zich als bedrijf laten registreren. Niet op grond van regels van vermarkting maar op grond van de regelgeving plantgezondheid.
De mogelijkheden van patenten op levend materiaal zijn niet aan banden gelegd, eerder verruimd. Als boeren moeten we op onze tellen passen om de controle over onze zaden niet geheel te verliezen. Controle van ras, kwaliteit en gezondheid wordt nu nog door onafhankelijke overheidsinstanties uitgevoerd. Volgens de voorstellen voor de nieuwe EU-wetgeving mogen de zaadbedrijven dat zelf gaan doen. Dit betekent dat de onafhankelijke overheidsinstanties ophouden te bestaan en dat kleinere zaadbedrijven bij hun concurrenten het onderzoek moeten laten doen om op de rassenlijst te komen. Het onderzoek is voor kleine zaadbedrijven te duur om dat zelf uit te voeren.
In zuidelijke EU-landen zijn veel initiatieven om oude rassen uit zadenbanken te halen en in de regio weer te vermeerderen en de gewassen te herintroduceren. Boeren proberen op deze manier de beschikbaarheid van en controle over zaden weer terug te krijgen. Met de voorgestelde EU-wetgeving rond patenten blijft het voor multinationale zaadbedrijven mogelijk om hier op in te breken door een marker-gen in te bouwen en dat vervolgens te patenteren.
Bron: NAV