Circa 57 procent van de vollegrondsoogst en 43 procent van de teelt bestond uit wortel- en knolgroenten, gevolgd door blad- en stengelgroenten met 22 procent van de totale oogst en 34 procent van het totale areaal. Van beide groepen groentensoorten werd iets minder geoogst dan in het voorgaande jaar. Bij blad- en stengelgroenten was ook de teeltomvang tendentieel kleiner.
Tot de wortel- en knolgroenten behoren onder andere radijs, wortelen, lenteuien en gedroogde uien, die onveranderd bij de meest geteelde groentensoorten in Rheinland-Pfalz horen. De kleinere oogst bij wortel- en knolgroenten is te wijten aan een kleiner areaal en oogstuitval bij gedroogde uien. De meest geteelde groentensoorten bij blad- en stengelgroenten zijn asperges en veldsla. Oogstuitval bij alle geteelde slasoorten heeft bij de blad- en stengelgroenten tot de kleinere oogst geleid.