Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Nationale Energieverkenning

"Energiebesparingssysteem glastuinbouw niet voor 2020 van de grond"

De Nationale Energieverkenning 2017 geeft een beeld van de ontwikkelingen in de Nederlandse energiehuishouding in een internationale context.

De eerste observatie is dat ontwikkelingen in de ons omringende landen een groot effect hebben op die in Nederland. Daarom is het van belang om de ontwikkelingen in Nederland, bijvoorbeeld op het gebied van broeikasgasemissies, in de Noordwest-Europese context te duiden. Voor internationaal opererende bedrijven is die verbondenheid een vanzelfsprekende constatering, maar de geschetste ontwikkelingen in de elektriciteitsmarkt in deze NEV geven daarvan een duidelijke illustratie. De afgelopen jaren was Nederland per saldo importeur van elektriciteit. De broeikasgasemissies uit de productie van de geïmporteerde elektriciteit vonden in het buitenland plaats. De NEV voorziet dat het importsaldo van elektriciteit afneemt en na 2023 omslaat in netto export. Maar deze raming veronderstelt bepaalde ontwikkelingen in het buitenland, die ook anders kunnen uitpakken. In België is de toekomst van de energiehuishouding ongewis, in Duitsland zullen na de verkiezingen nieuwe besluiten worden genomen. Doorrekening van twee alternatieve scenario's voor de ontwikkelingen in omringende landen laat zien dat de export van elektriciteit vanuit Nederland onder deze andere omstandigheden in 2030 groter zal zijn dan verwacht in het referentiescenario met voorgenomen beleid in deze NEV. Omdat deze export deels wordt ingevuld door elektriciteitsproductie uit fossiele brandstoffen, nemen dan de Nederlandse broeikasgasemissies minder af. Het illustreert dat een samenhangend beeld, waarbij rekening wordt gehouden met ontwikkelingen in landen om ons heen, zinvoller is dan een nationale benadering. Voor Nederland geldt dat eens te meer gezien de ontwikkeling van de aardgasmarkt. Rond 2025 voorziet de NEV dat we op deze markt netto importeur worden. Zonder energiebesparingen zou dat al eerder het geval zijn. De vanzelfsprekendheid van de beschikbaarheid van eigen aardgas is dan voorbij.

De tweede observatie is het toenemend belang van regionale samenwerkingsverbanden van gemeentes en provincies. Zo krijgen provincies en gemeenten te maken met de gevolgen van de energietransitie op het ruimtegebruik, dat onder hun verantwoordelijkheid valt. Zonnepanelen en windmolens kosten meer ruimte dan een conventionele centrale en hun aantallen nemen flink toe volgens deze NEV. In 2023 bestaat bijvoorbeeld al de helft van het opgestelde elektriciteitsvermogen in Nederland uit zonnepanelen en windturbines, uitgaande van voorgenomen beleid. De panelen en turbines kunnen overal in het land staan, zodat het ruimtegebruik van energie niet alleen de verantwoordelijkheid is van die decentrale overheden die dat veelal al decennia gewend zijn, maar van alle overheden. Dat vergt afstemming, ook met het Rijk. Ook bij de transitie van het energieverbruik voor warmte in onder meer de gebouwde omgeving liggen er taken en verantwoordelijkheden bij decentrale overheden. Die zijn echter wel afhankelijk van duidelijkheid over afbakening van verantwoordelijkheden, passende wet- en regelgeving en financiering om hun functie goed in te kunnen vullen. Ook dat vergt afstemming met het Rijk.

De derde observatie is het grote belang van het afnemende verbruik van energie. Dit sneeuwt regelmatig onder door de maatschappelijke discussies over het gewenste energie-aanbod, zoals windmolens, zonnepanelen, een kerncentrale of slimme vormen van biomassa. De NEV laat zien dat door beleid en door bedrijven en huishoudens die zich meer inspannen het tempo van energiebesparing toeneemt. Met het voorgenomen beleid is het finaal energieverbruik in 2020 ruim 4 procent lager dan in 2016, in 2030 is dat bijna 8 procent lager. Door een lager energieverbruik bereiken we tevens een hoger aandeel hernieuwbare energie en worden we later netto gasimporteur.


Ontwikkeling van de temperatuur gecorrigeerde energetische CO2-emissies in de land- en tuinbouw

Besparingseffect maatregelen Energieakkoord kent plussen en minnen
Het besparingseffect dat resulteert uit de maatregelen uit het Energieakkoord is ten opzichte van de NEV 2016 omhoog bijgesteld tot 75 [41-102] petajoule. Daarmee wordt het doel van 100 petajoule zeer waarschijnlijk niet gehaald. Ten opzichte van de NEV 2016 zorgen het besparingsakkoord voor de energie-intensieve industrie, het taakstellend convenant voor de huishoudens en de voorgenomen verplichte labelverbetering in de sociale huursector gezamenlijk naar verwachting voor een extra besparing van 22 petajoule. Het verwachte effect van sommige andere maatregelen uit het Energieakkoord is echter met 15 petajoule naar beneden bijgesteld, waardoor de totale besparing per saldo 7 petajoule hoger ligt dan in de NEV 2016.

Van de neerwaartse bijstelling van 15 petajoule is ongeveer 10 petajoule toe te schrijven aan tegenvallende uitvoering. Zo wordt inmiddels verwacht dat het Energiebesparingssysteem glastuinbouw niet voor 2020 van de grond zal komen. Ook is de intensivering van de handhaving van de Wet Milieubeheer vertraagd, waardoor tot 2020 minder bedrijven bereikt zullen worden. Er zijn ook factoren die losstaan van de beleidsuitvoering. Deze factoren dragen circa 5 petajoule bij aan de neerwaartse bijstelling. Een voorbeeld is de geobserveerde verlaging van het energieverbruik in de dienstensector in recente jaren. Uit de cijfers blijkt dat besparingsmaatregelen waarschijnlijk al in het recente verleden genomen zijn, waardoor een kleiner potentieel overblijft voor versterkte handhaving van de Wet Milieubeheer. De versterkte handhaving heeft daardoor in de komende jaren een kleiner verwacht effect. Het naar beneden bijstellen van het verwachte beleidseffect door het herzien van de statistieken betekent dus niet dat er sprake is van minder energiebesparing.

Download hier de volledige Nationale Energieverkenning.
Publicatiedatum: