- Met welke (bij voorkeur kostenoptimale) technische maatregelpakketten zou Nederland in 2050 een emissiereductie van broeikasgassen met 80 respectievelijk 95 procent kunnen realiseren?
- Tot welke toekomstige verdeling van emissies over de vijf voor het beleid gekozen functionaliteiten leiden die maatregelpakketten?
- Wat betekenen de beelden voor 2050 voor wat in 2030 al moet worden bereikt om te kunnen spreken van een voortvarend verloop van het transitieproces? Wat betekent dit in termen van CO2-emissies en ook per functionaliteit?
In de glastuinbouw gaan de kassen zo'n 25 jaar mee. Dat biedt ruimte om voor 2050 bij de vernieuwing in glastuinbouwbedrijven ook de warmtevoorziening mee te nemen. De glastuinbouw loopt voorop met geothermie. Van de huidige 12 geothermieputten zijn er 10 door tuinders aangelegd. Gasvrije glastuinbouwbedrijven zullen een alternatief moeten hebben voor de CO2-voorziening voor groeibevordering, die nu wordt afgetapt van de eigen ketel of warmtekrachtkoppelingsinstallatie. Een aantal bedrijven koopt nu al CO2 van externe leveranciers, in het Westland vaak via het CO2-net. Op korte termijn kan uitbreiding van het bestaande CO2-net in het Westland en inzet van biomassaketels hiervoor een oplossing bieden. Wel moet worden bedacht dat slechts 10-20 procent van de toegediende CO2 door planten wordt vastgelegd en de rest alsnog in het milieu komt. Als op lange termijn meer gesloten kasconcepten worden toegepast, kan CO2-bemesting efficiënter verlopen en het verbruik van CO2 (met bijbehorende emissies) dalen.
Bron: Ros, J. en B. Daniëls (2017), Verkenning van klimaatdoelen, Den Haag: PBL Planbureau voor de Leefomgeving.