1. Buizen en afvoerleidingen
Zorg dat regenwater en condensafvoer automatisch kunnen leeglopen. Dit doet u door op tijd een dompelinstallatie in te schakelen of een leegloop leiding open te zetten. U voorkomt hiermee dat buizen en afvoerleidingen kapotvriezen.
2. Ruiten
- Maak het kasdek en de gevels zo snel mogelijk ijsvrij. Dit voorkomt ruitbreuk.
- Open de luchtramen niet als deze vastgevroren zitten. Stel de klimaatcomputer zo in dat de luchtramen pas opengaan bij een buitentemperatuur van 3 à 4 graden boven nul.
- Breng verwarmingsslangen aan, zorg hierbij wel voor een gescheiden circuit. U kunt dit doen met een warmtewisselaar.
- Ontstaat er tijdens een vorstperiode ijsvorming aan de boven- en zijkant van de watersilo? Neem dan geen water meer af. Door de ijsvorming ontstaat er een luchtlaag onder het ijs. Door het gewicht van het ijs gaat de ijslaag aan de folie en eventueel aan het anti-algenzeil trekken. Dit leidt tot extra slijtage en beschadiging van uw silo.
- Overleg met de onderhoudspartij van uw WKK installatie wie de controle van het mengsel in de koeler uitvoert. Jaarlijkse controle van dit mengsel is noodzakelijk omdat de verhouding tussen water en koelmiddel de maximale temperatuur bepaalt waartegen de koeler bestand is.
- Plaats een temperatuurbewaking in het watercircuit en sluit deze aan op de centrale alarmering.
- Sluit de circulatie over de koeler en de warmtetoevoer aan op een noodstroomaggregaat. Op deze manier is de circulatie bij stroomuitval gegarandeerd.
De lamellen van luchtbehandelingskasten zijn kwetsbaar voor lage temperaturen. Houd daarom de temperatuur van het circulatiewater in de gaten en bewaak de temperatuur met een alarmering.
Bron: Interpolis