Recht op transitievergoeding vervalt na drie maanden
Een werknemer heeft bij ontslag recht op een transitievergoeding, als hij twee jaar of langer bij een werkgever heeft gewerkt en de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever wordt opgezegd, ontbonden of niet verlengd. Het deel van de WWZ waarin dit is geregeld is op 1 juli 2015 van kracht geworden.
Vervaltermijn van drie maanden voor werknemer
As een werkgever de transitievergoeding niet betaalt, of de werknemer het niet eens is met de hoogte ervan, heeft de werknemer tot drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geƫindigd de gelegenheid om naar de kantonrechter te stappen. Dit moet gebeuren met een verzoekschriftprocedure. De termijn van drie maanden is een vervaltermijn. Dat houdt in dat als de werknemer de vervaltermijn laat verlopen, zijn recht op een (aanvullende) transitievergoeding vervalt. Dit is zo geregeld in artikel 7:686a BW. Werkgevers kunnen dus ontsnappen aan het betalen van een transitievergoeding, als de werknemer niet tijdig naar de kantonrechter stapt.
Ook vergoeding bij verwijtbaarheid, tijdelijke contracten en arbeidsongeschiktheid
De transitievergoeding moet ook betaald worden als een werknemer verwijtbaar ontslagen wordt. Het recht op de transitievergoeding kan daarmee min of meer vergeleken worden met andere rechten die werknemers opbouwen, zoals vakantiegeld. Bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten vervalt het recht op de transitievergoeding overigens wel.
Ook werknemers die gedurende twee jaar tijdelijke contracten hebben gehad en werknemers die uit dienst gaan wegens arbeidsongeschiktheid krijgen een transitievergoeding.
In het kader van het goed werkgeverschap en om rechtszaken te voorkomen wordt aangeraden de transitievergoeding uit te keren bij uitdiensttreding.
Bron: BC